756
in de eerste plaats had moeten begrijpen wat de staatkunde eischt, heeft
de generaal, geheel op eigen verantwoordelijkheid, de havens gesloten.
Dit was zeker eene grief voor den Gouverneur-Generaal, en het zou mij
niet verwonderen dat van dien datum af de vriendschappelijke verhouding
tusschen die twee hooge personages is verminderd. Het zij mij vergund
hier te herinneren aan het woord van Jomini„Character. Die wichtigsten
Eigenschaften fur einen Oberbefehlshaber werden stets sein ein grosser
Character, ein geistiger Mutli, welche zu groszen Entschlussen führt
sodann die Ruhe in 's Gefecht oder der physischen Muth welcher die
Gefahren beherrscht."
Voorzeker heeft generaal van der Heijden in alles wat hij op Atjeh
deed en ieder officier die onder hem gediend heeft zal het kunnen
bevestigen getoond, dat hij was een man van karakter en durfde han
delen op het oogenblik dat gehandeld moest worden. Men moge dus
wel omzigtig zijn dat op zulk een man niet een blaam worde geworpen,
als hier in deze Kamer gebeurd is.
De heer van der Feltzde president van de Commissie voor de Ver
zoekschriften, heeft gezegd, dat de Commissie van de verwijdering van
den generaal uit Atjeh niet gewaagd heeft omdat de generaal dit niet
gevraagd heeft. 'Op die wijze maakt men zich zeer gemakkelijk van die
zaak af. Reeds in mijne eerste rede heb ik gezegd, dat de generaal
vermoedelijk uit kieschheid daarvan niet gesproken heeft en die zaak
geheel aan de Kamer overliet. Het is mogelijk dat men het stilzwijgen
van den generaal anders kan uitleggen, maar dit behoeft voor ons geen
reden te zija dit punt uit het debat te verwijderen. De Kamer zou
anders sanctioneren de wijze waarop hier verdachtmaking plaats had.
De geachte afgevaardigde zeide, dat ik 18 November jl. overlegging
heb gevraagd van het geheele dossier. Ik begrijp niet wat de geachte
spreker daarmede bedoelt. Zeker heb ik die overlegging gevraagd, maar
ik zie niet dat hetgeen ik nu gezegd heb daarmede in strijd is.
Eindelijk zeide de geachte spreker, dat de verdachtmaking had opge
houden daar het Hoog Geregtskof de vervolging heeft gestaakt. Die rede
nering is mij te hoog en te lijn; ik begrijp ze niet en zie niet in dat
men een man niet even goed kan verdacht maken ook nadat de regter
afgezien heeft van zijn voornemen om eene zaak te vervolgen. Dit zou
waar zijn, indien de wereld nu ook in eens vergat al wat vooraf is gegaan
en welke pogingen zijn aangewend om den generaal in een daglicht te
stellen, ongunstig voor den man, ongunstig voor den militair en weinig
eervol voor het geheele Leger.