758 Minister hierop willen vestigen: toen de Minister op 18 November 1881 het rapport van den Procureur-generaal in deze Kamer voorlas, heeft hij mij, en, ik geloof ook het grootst gedeelte dezer Vergadering, den indruk gegeven als of dat rapport van den Procureur-generaal de aanleiding ge weest is voor den Gouverneur-Generaal tot het zenden van den heer der Kinderen. Ik althans verklaar bij de rede, die ik onmiddellijk na den Minister op 18 November gehouden heb, verkeerd te hebben in de meening. dat het rapport van den Procureur-generaal, dat toen op een ieder zulk een diepen indruk en eene zoo algemeene verontwaardiging te weeg ge- brag't heeft, de grond en oorzaak was van de opdragt aan den heer der Kindereneene meening, welke bovendien versterkt werd door het feit, dat de heer der Kinderen in zijnen brief in Het Vaderland van 10 Junij 1881 spreekt van een stapel stukken, dien hij vond bij den Gouverneur- Generaal, op het oogenblik dat hij ontboden werd voor den Landvoogd. Uit het stuk van den heer van der Heijden blijkt thans evenwel, dat het rapport van den Procureur-generaal dagteekent van Augustus 1881, dus meer dan 5 maanden nadat de maatregel tegen generaal van der Heyden genomen was. Dat rapport van den Procureur-generaal was dus aan den heer van Lansberge niet bekend, daar het is ingekomen nadat genoemde Gouverneur-Generaal Indië reeds verlaten had. Dat rapport kan dus ook geene aanleiding geweest zijn tot de zending van den heer der Kinderennoch den tegen den Luitenant-generaal van der Heyden bevolen maatregel noodzakelijk hebben gemaakt. Maar dan rijst de vraag op grond van welke andere stukken is de Gouverneur er toe overgegaan om den heer der Kinderen te belasten met de boodschap, dat het noodig was zijn ontslag of verlof te vragen dan wel zich bloot te stellen aan eene geregtelijke vervolging? Het toen reeds ingekomen rapport van den Inspecteur Stibbe schijnt niets bezwarends voor den Luitenant-generaal van der Heyden in te houden. Het komt mij inderdaad na de lezing van de Memorie van generaal van der Heyden voor, dat de Gouverneur-Generaal gewenscht heeft nog vóór zijn vertrek uit Indië het civiel bestuur in te voeren, maar dat hij te gelijk voor de verantwoordelijkheid daarvan is teruggedeinsd, zoodat hij liever den Luitenant-generaal van der Heyden in de noodzakelijkheid bragt zijn ontslag te vragen, en daarmede dan ook van zelve de onvermij delijkheid geboren wierd om tot zulke bestuursverandering te besluiten. De Gouverneur-Generaal verkreeg dan ook de gelegenheid alle verantwoor delijkheid voor de mogelijk nadeelige gevolgen van den door hem gewensch- ten maatregel te schuiven op den generaal van der Heyden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 683