764
„en aan nevenbedoelingen van den ondernemer der zaak.
„De Wet tot regeling van het Middelbaar Onderwijs heeft getracht
„aan dien toestand een einde te maken; en is zij daarin nog niet ten
„volle geslaagd, het tijdstip kan niet meer ver verwijderd zijn, waarop
„zij in die richting eene meer volkomen overwinning zal behalen.
„Hare werking heeft in gang en uitkomsten den heilzamen invloed
„doen kennen, dien eene regeling bij de wet op den toestand van het
„onderwijs uitoefent: in weinige jaren is eene geregelde orde van zaken
„tot stand gebracht op een nagenoeg onbebouwd veld. Hier is gebleken,
„welk een levenwekkende kracht eene doeltreffende wetgeving op dit
„gebied bezit.
„Terwijl het middelbaar onderwijs alzoo in steeds breeder kringen der
„burgerij kennis en beschaving verspreidt, heeft het bij de opleiding der
„aanstaande officieren op verre na niet het voordeel aangebracht, dat
„billijkerwijze daarvan mocht verwacht worden, en dat nog wel in weer-
„wil dat het alles omvat, wat bij de vorming van den officier tot diens
„wetenschappelijke voorbereiding wordt gevorderd. In -plaats van door
juiste en oordeelkundig in elkander grijpende maatregelen en voorschrif
ten een nauw en hecht verhand te brengen tusschen het middelbaar on
derwijs en de opleiding tot officierheeft men door op zich zelf staande
„regelingen een toestand in het leven geroepen, waarbij deze beide ge
wichtige onderdeelen van het nationaal onderwijs elkander tegenwerken
„in plaats van elkander te ondersteunen."
De door ons onderstreepte woorden wijzen op de duidelijke strekking
om terug te keeren tot het oude stelsel, dat onze Koninklijke Militaire
Academie heeft misvormd en jaren lang gebrek aan goede officieren
deed ontstaan.
Wij betwijfelen het of dit streven algemeen weerklank zal vinden. (1)
Althans voor zoover het Leger in Indië betreft, zouden wij het be
treuren indien steeds de voorkeur werd gegeven aan wetenschappelijke
boven militaire vorming. In ons Leger bestaat zeer zeker behoefte aan
officieren, die wetenschappelijk gevormd zijn, maar nog meer behoefte
aan officieren, die soldaat zijn. Kan men, bij aansluiting van het onderwijs
op de Hoogere Burgerscholen met öjarigen cursus met dat hij de
(1) De N. R. Mailcourant van 7 April 1882 vermeldt, dat 541 leeraren aan H. B.
Scholen een adres aan Z. M. den Koning- hebben gericht, waarbij volkomen instemming
wordt betuigd met het hier beproken verzoekschrift.
Hoe echter denkt het Leger in Nederland er over? Hoe de Regeering? Red,