766 andere opzichten zijn wij conservatief; n. 1. daar, waar het geldt militaire beginselen, militaire tradities, militaire gewoonten. Tot dus verre hebben wij er ons goed bij bevonden. Wij hopen het dan ook niet te beleven, dat ons Leger zal worden voorzien van onvoldoende gedisciplineerde ex- studenten in officiers-uniform. Op de bladz. 24 en 25 van de M. v. T. releveeren de adressanten, dat de Regeering in 1868 en '69 het militaire onderwijs reorganiseerde; dat zij zich bereid verklaarde om dat onderwijs te regelen, hetzij bij Konink lijk besluit, hetzij bij de Wet; maar dat zij het onmogelijk achtte om reeds toen tot regeling bij cle Wet over te gaan. Naar onze zienswijze was deze meening van de Regeering volkomen juist. Aan twijfel onderhevig daarentegen achten wij de meening van de adressanten, dat aan de Wet van 1869 zelve werd toegeschreven de ver mindering van het aantal adspiranten tot het Academisch onderwijs. Wij althans schreven ze toe aan de ontijdigheid dier Wet. Gelukkig werd die wet in 1877 ingetrokken. Dientengevolge bekwa men we weêr een paar honderd kadetten. Wat zullen de gevolgen zijn, indien de thans vigeerende voorloopige wet, in den loop van dit jaar, wordt herzien overeenkomstig de bedoeling van de adressanten? Indienzeggen wijwant wij achten zulk eene herziening nog verre van waarschijnlijk. Eerst zal nog moeten blijken, hoe zij er over denken, die door den aard van hunne betrekking geroepen zijn, om Z. M. ten deze voor te lichtenvervolgens of de openbare meening aangenomen dat deze steeds wordt vertolkt door de Pers het wel zoo volkomen eens is met het gevoelen van de adressanten. Welke intusschen ook de verdere loop van de zaak moge zijn, (1) in Blijkens de heden ontvangen maileditie der N. R. C. van 21 April 1882, is door de Regeering een wetsontwerp ingediend, waarbij in hoofdzaak wordt beoogd, de definitieve herziening der thans vigeerende Academiewet van 30 Mei 1877 (Nederl. St8bl. N°. 141) uit te stellen tot omstroeks het jaar 1887, terwijl daarbij verder eene ondergeschikte wijziging van art. 9 wordt voorgesteld. De redenen waarom het raadzaam wordt geacht de definitieve herziening uit te stellen, zijn 1°. dat de bestaande regeling van het onderwijs bij de Kon. Mil. Academie over het algemeen en inzonderheid wat aangaat de bepalingen betreffende de toelating van jonge- lieden tot de academieaanvankelijk goed werkt; 2°. dat de tijd echter nog te kort geweest is, om een afdoend oordeel te kunnen vellen over de werking van het stelsel der wet, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 691