63 doch evenmin als onder zijne voorgangers tot afdoening kwam. Ook hij begon, maar eindigde niet. Bij al hetgeen over parken en vervoermiddelen bij het leger in tijd van vrede en bij een oorlog met een buitenlandschen vijand is gezegd en bij de lezing der vele projecten, die geheel of gedeeltelijk zijn uitgewerkt, zal het velen opvallen, dat men nergens eenige ge gevens aantreft, waaruit eenigszius is af te leiden, over welke trans portmiddelen men bij het uitbreken van een oorlog met dien vijand op Java en Sumatra's-westkust kan beschikken. Hoezeer toege geven moet worden, dat de inrichting en het onderhoud van mili taire transportparken in tijd van vrede onze tinantieele krachten zoude te boven gaan, is het niettemin gebiedend noodzakelijk, bij het uit breken van een oorlog met een buitenlandschen vijand zoodanige parken tijdelijk op te richten; maar wijl men dan zóó veel te doen zal hebben met vele andere werkzaamheden, is het volstrekt noodig, een overzicht te hebben van hetgeen er aan transportmiddelen in het land zelf aanwezig is, opdat men daardoor eenigszins voorbereid kan zijn. Dat begreep de kundige Generaal Andresen en daarom begon hij bij de genesis der quaestie: aan de hoofden van gewestelijk bestuur te vragen eene statistische opgave van de in hun gewest aanwezige middelen van vervoer. Die opgaven moeten jaarlijks aan het Leger bestuur worden ingediend. Heeft men het gezonde denkbeeld van Generaal Andresen in practijk gebracht? (Slot volgt).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 74