65 - Is het niet eenigszins natuurlijk, dat, wanneer een soldaat ziet, dat er bij zijne compagnie onderofficieren zijn, die geen regel Hollandscli zonder fouten kunnen schrijven, die de menage niet behoorlijk kunnen voeren, die, bij de minste aanmerking van hunne superieuren, zich verantwoorden met de woordenja, ik ben te velde sergeant geworden j is het dan niet natuurlijk, vraag ik, dat een soldaat van zulke onderoffi cieren geen hoog denkbeeld heeft en dat hij tegen hen niet opziet als tegen zijne meerderen in alle opzichten? Hoe dikwijls is in de laatste jaren niet gebleken, dat soldaten, vooral Franschen en Belgen zich op eene bedekte wijze over sommige onderofficieren en korpo raals uitlieten, waaruit genoegzaam bleek, dat het overwicht van die superieuren op hunne minderen veel te wenschen overliet? Hieraan moet een einde komen, want vóór dien tijd zal het alge meen verwacht wordende plan om de Infanterie uit den toestand van vervalwaarin zij thans verkeert, op te richten, met geen goed gevolg be kroond worden en zullen alle pogingen, die men tot verbetering aan wendt, schipbreuk lijden. Om echter spoedig en zeker tot het doel te geraken, om een flink en degelijk kader te vormen, is ééne zaak noodig, die, helaas! meestal een struikelblok is voor het slagen van voorstellen tot hervorming en verbetering, namelijk geld. Het geld echter, dat voor kaderopleiding wordt uitgegeven, zal, mits goed be steed, zeker honderdvoudig interest dragen, want in de bruikbaarheid van het kader ligt, voor een groot gedeelte, de toekomst van de In fanterie, de toekomst van het Indische leger. Gedurende het grootste gedeelte van mijn garnizoensleven in Indiè ben ik belast geweest met het onderwijs op de Corpsschool. He daarbij opgedane ondervinding heeft mij tot de overtuiging gebracht, dat die scholen niet dat succès hebben, dat men zich bij de op richting er van had voorgesteld, dat, integendeel, de resultaten van het daar gegeven onderwijs zéér gering zijn. He hoofdoorzaken hiervan zijn gelegen in 1. het door de militairen niet geregeld bijwonen der lessen, 2. het geringe aantal der lessen, en 3. het moeilijke der keuze van geschikte instructeurs. Het niet geregeld bijwonen der lessen kan, bij de thans bestaande legeling, bezwaarlijk worden weggenomen. Het uur, waarop meestal 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 76