73
het kader te laten ontvallen, die beleedigend of krenkend kunnen
zijn; want, afgescheiden van het groote nadeel, dat daardoor aan
de discipline wordt toegebracht, maakt het den onderofficier of kor
poraal, die dat ondervindt, slechter in plaats van beterhet schokt
het vertrouwen, dat hij in zijne officieren moet stellen en berooft
dezen van zijn zoo noodigen steun en van zijne medewerking.
Indien een en ander wordt in acht genomen, zal het zeker krachtdadig
medewerken om het zedelijk gehalte van het kader te verbeteren en de
positie van de onderofficieren en korporaals aangenamer te maken.
Een punt van mijn opstel vereischt misschien nog eenige toe
lichting. Ik heb in de voorgestelde wijzigingen van de vereischten,
tot verkrijging van hoogere rangen, de eischen voor sergeant-majoor
en adjudant-onderofficier het zelfde gesteld. De betrekking van adju
dant-onderofficier is echter veel omvattender dan die van sergeant
majoor, zoodat men bij de keuze der daarvoor in aanmerking ko
mende sergeanten-majoor uiterst streng moet zijn. Het is niet alleen
voldoende, dat de adjudant-onderofficier een uitstekend gedrag heeft
en goeden ijver aan den dag legt in het uitoefenen zijner betrek
king hij moet, wat militair voorkomen, manieren, uitoefening van gezag
en omgang met minderen betreftboven alle onderofficieren uitmunten,
zoodat hij iedereen van het kader tot voorbeeld kan strekken en hij
een sieraad van het onderofficierscorps is. Zijne kennis der re
glementen en wetten moet weinig te.wenschen overlaten, zijne prae-
tische geschiktheid moet boven allen twijfel verheven zijn.
Ik ben daarom van oordeel, dat de aanstaande adjudant-onder
officier op de Kaderschool wel theoretisch uitstekend ontwikkeld kan
worden, doch de directeur dier school zal moeilijk kunnen rapporteeren,
dat hij in alle opzichten de practische geschiktheid voor die betrek
king bezit, daar de directeur zich daarvan niet voldoende kan over
tuigen. Het zoude daarom wenschelijk zijn, dat de onderofficieren,
die door de gewestelijke militaire commandanten voor de betrek
king van adjudant-onderofficier voor het aanbevelingsregister worden
voorgedragen, (zie Algemeene order 1861, No. 5) vooraf aan een streng
examen werden onderworpen, afgescheiden van het examen, dat door
hen vroeger aan de Kaderschool is afgelegd geworden. Het proces
verbaal van dit examen, dat zich zou moeten bepalen tot de kennis