74 (theoretisch en practisch) van alle militaire reglementen, wetten en voorschriften, zou alsdan door de gewestelijke militaire com mandanten bij de aan het Departement van Oorlog in te dienen voordracht moeten worden gevoegd. Op deze wijze zoude men ze kerheid hebben, dat geen adjudant-onderofficier benoemd werd, van wien niet volledig gebleken was, dat hij in alle opzichten voor zijne betrekking geschikt was. Indien nu bovenstaande beschouwingen, in verband gebracht met de in den vorigen jaargang van dit tijdschrift voorkomende over èene Kaderschool voor het wapen der Infanterie, er toe mochten leiden, dat er eene verandering ten goede voor ons wapen uit voortvloeit, zal ik mijn doel bereikt hebben. Alvorens te besluiten, wensch ik nog even stil te staan bij een be zwaar, dat door velen waarschijnlijk zal gemaakt worden tegen de door mij gewilde regeling van het onderwijs en de voor het kader gestelde eischen; ik bedoel namelijk het lage peil van ontwikkeling, waarop het grootste gedeelte van het tegenwoordige kader staat. Het is waar, men kan van een ezel moeilijk een paard maken, doch wel van een slecht gedresseerd paard een goed, mits de dressuur maar niets te wenschen overlate. Zoo is het ook met onze onderofficieren en korporaals gesteld. Den meesten ontbreekt het niet aan gezond ver stand, maar hunne onwetendheid is meestal een gevolg van eene gebrek kige opleiding gedurende hunne .jeugd of de verwaarloozing van het vroeger geleerde en van het laisser aller, dat zij zich ongestraft aan gewend hebben. Het is daarom zeer wel mogelijk om de meesten van het kader practisch en theoretisch bruikbaar te maken; doch dit kan alleen verkregen worden, door hen geruimen tijd en van het be gin af aan te onderrichten en te oefenen. Zij, die ten eenenmale al len aanleg missen, moeten natuurlijk de Kaderschool niet bezoeken, zoo ook diegenen niet, welke zich door slecht gedrag die gunst on waardig maken. Het zal den compagniescommandanten niet moeilijk vallen, deze personen aan te wijzen. Door sommige kameraden heb ik wel eens hooren beweren, dat, als ons kader meer intellectueel ontwikkeld was, dit het over gaan in burgerbetrekkingen als die van 3en commies, employé bij handelshuizen, ondernemingen, enz, menigvuldige!' zou maken en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 85