zeer uiteenloopende bestemmingen dienstbaar worden gemaakt, zonder dat
de eene aan de andere wordt opgeofferd. Ik zou dus zulk eene poging
om twee vliegen in één klap te slaan, mijn waarde collega vergeve liet
mij, eene zeer verkeerde gedachte hebben gevonden.
Toen ik alzoo mijn werk aan de Redactie van het Indisch Militair
Tijdschrift toezond, met verzoek daarvan eene beoordeelende aankondiging
te willen doen plaatsen, geschiedde dit niet in de verwachting, dat mijn
boek het sedert jaren in bewerking zijnde officieele Indische handboek zou
kunnen vervangen of overbodig maken, maar omdat ik uit eigen aanschou
wing weet, dat, gelijk wij hier in Nederland tal van gegevens moeten
putten uit buitenlandsche werken, men in Indiê evenmin de Europeesche
militaire literatuur kan ontberen en ik mij dus vleide met de hoop, dat
ten minste sommige gedeelten van mijn werk bij de Indische officieren
belangstelling zouden ontmoeten.
Hoek van HollandO. J. Sxijders,
28 October 1881. lc Luitenant Ingenieur.
Onze militaire rechtbanken. (Vervolg en slot. Zie jaargang 1881.)
Mr. A. Polakadvocaat te Amsterdamvraagt of de oplossing dezer
vraag niet in liooge mate afhankelijk is van de inrichting van het
nationale leger. De vorige spreker schreef de uitkomsten van den oorlog
van 1870 toe aan de krijgstucht van het Duitsche leger, maar mag
men daarbij vergeten, dat dat leger is een nationaal leger, nauw ver
bonden aan de maatschappij? "Waar de inrichting van ons leger steunt
op plaatsvervanging en nummerverwisseling, dus op scheiding tusschen
leger en volk, moet men die scheiding niet vergrooten door eene scheiding
van rechtspraak. Spr. zou zich kunnen voorstellen, dat bij eene inrichting
als van liet Duitsche leger, uit alle deelen der maatschappij, de speciale
militaire rechter geen nadeel opleverde.
Bij ons, waar het leger eene kaste vormt, is het niet wenschelijk den
kastegeest te versterken. Wordt de algemeene dienstplicht ingevoerd,
dan zou zeker overdracht aan den burgerlijken rechter den burgerlijken geest