87 die de eerste spreker was eti liet o. a. een „belangwekkend feit" noemde, dat toen in 1875 in de „Vereeniging tot beoefening der krijgswetenschap" te 's Gravenhage door Mr. II. Van der Hoeven den schrijver van de „Opmerkingen over de Nederlandsche strafwetgeving van het krijgsvolk te lande" de quaestie behandeld werd om de militaire misdrijven dooi den gewonen strafrechter te laten berechten, geene enkele stem was op gegaan om de militaire rechtspraak door militairen te handhaven! "Welke gevolgtrekking mag dan wel uit dat feit gehaald worden? De zelfde soms, die Mr. Willeumier maakte, dat het de communis opinio van het leger is om de speciiiek-militaire rechtspraak te doen vervallen, omdat Kolonel Den Beer Poortugael, in strijd met Prof. Mr. Pols, dat wil Morgen kan Mr. X. met het zelfde recht beweren, dat men in het Indische leger de zeer gewaagde stellingen van Mr. Willeumier is toegedaan, omdat b. v. een hoofd officier van dit leger, die zich buiten het gebied van het militair recht, b. v. bij de pyrotechnie of de inspectie der draagbare wapenen, zeer onderscheiden heeft, het met dien oud-hoogleeraar volkomen eens isIs dat redeneeren Wij moeten ons dan ook geheel aan de zijde van Mr. Pols scharen, wanneer deze beweert, dat bovenbedoelde communis opinio„die zich zou gevormd hebben", te ver gaat. De Hoogleeraar toonde in zijn verder antwoord een man van vormen te zijn, toen hij, sprekende over de voor stellen, die men huiten de Juristen-Yereeniging over militair recht en militaire rechtspleging herhaaldelijk gedaan had, met geen anderen naam kon bestempelen dan dien van „onbekookte invallen." Waarlijk, de „in vallen" van Prof. Mr. G. A. Van HamelProf. Mr. G. M. J. Willeumier Mr. F. A. J. Van LansclwtMr. A. Polak en Mr. A. P. ThEijssellverdienen zoo als ze hier boven geciteerd zijn, geen beteren naam. Wanneer zulke mannen zulke denkbeelden durven te verkondigen, vreezen wij, dat recht en rechtspraak voor het leger nog langer op eene herziening zullen moeten wachten; maar dan zou het zelfs de vraag zijn, of het niet beter ware, zich te behelpen met het bestaande dan een stelsel aan te nemen, geba seerd op de „invallen" van die sprekers. God beware het Indische leger voor dergelijke hervormingen! Wij danken Prof. Mr. Pols, dat hij den moed had, dien juristen toe te voegen: „Noch het Hoog Militair Gerechts hof noch de Krijgsraden verdienen de minachting, waarmede deze colleges worden overladen." Wij weten uit hot bovenstaande voldoende zonder de voorstellen der prae-adviseurs te hebben gelezen wat Prof. Pols en wat Kolonel Den Beer Poortugael wilen dan kost het ons geene moeite, te beweren, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 98