HET INSCHIETEN DER ARTILLERIE TE YELDE.
De omstandigheid, dat na de beschrijving van de stalen proefbat-
terijen voor de Indische veld- en bergartillerie, voorkomende in de
afleveringen 8 en 9 van den jaargang 1880 van dit tijdschrift, weinig
of niets meer daaromtrent werd vermeld, zal wellicht reeds bij som
mige lezers de vrees hebben doen ontstaan, dat deze voor de Artillerie
zoo gewichtige aangelegenheid, als zoovele andere, op de lange baan
is geschoven en dat men de hoop op eene afdoende verbetering van
het materieel onzer veld- en bergbatterijen voorloopig althans gerust
kan opgeven. Gelukkig echter is die vrees ongegrond, mag die hoop
op dit oogenblik levendiger zijn dan ooit te voren.
Zoodra toch het tijdelijk kampement bij het schietterrein in de le
militaire afdeeling op Javate Batoe-Djadjar voldoende gereed ge
komen was om eenige officieren met liet noodige personeel, paarden
en materieel onder dak te kunnen brengen, werd de beproeving van
het stalen materieel, uit het oogpunt van ballistiek zoowel als van
practische bruikbaarheid, aan eene commissie van artillerie-officieren
opgedragen. Hoewel die beproeving eerst in de maand October
1880 kon beginnen, terwijl liet materieel reeds in Februari van dat
jaar was aangebracht, zoo is toch de inmiddels verloypen tijd geens
zins als verloren te beschouwen, daar het materieel, nadat men zich
daarvan tot in de geringste détails op de hoogte had gesteld, tijdelijk
bij de divisie veld- en bergartillerie te Batavia in dienst werd gegeven,
ten einde aldaar aan eene rijproef te worden onderworpen.
Majoor C. M. Gmle en de Kapiteins W, W. C. Surinyur en H. W. J. Moijen.