388
lingen vereischen echter wijziging. Gesteld in een tijd, toen de onteerendo
straffen meerendeels nog de schavotstraffen waren, is art. 20 grootendeels
eene antiquiteit geworden, terwijl art. 21 zoo onduidelijk is gesteld, dat
meermalen over den eigenlijken zin geschil is gerezen. In artikel 2 van
het ontwerp is nu het onderscheid tusschen de onteerende en niet ontee-
rende straffen zuiver gesteld.
In het eerste geval moet altijd de vervallenverklaring worden uitge
sproken. In het tweede geval is dit niet noodig, maar heeft de rechter
do bevoegdheid, ingeval de aard van het misdrijf belet, den veroordeelde
in dienst te houden, door eene tijdelijke ontzegging tevens de bestaande
dienstbetrekking op te heffen. De aard van de vervallenverklaring en
van die tijdelijke ontzegging wordt in de art. 11 en 12 nader omschreven.
Art. 3. Art. 24 Crimineel Wetboek verbiedt den militairen rechter de
straf van geldboete uit te spreken, maakt hare vervanging door arrest of
detentie verplichtend.
Tegen deze bepaling zijn herhaaldelijk bezwaren gerezen. Er bestaan
ook geene overwegende redenen, welke in het algemeen deze afwijking
rechtvaardigen. Zij is alzoo in art. 3 afgeschaft, maar met eene noodza
kelijke uitzondering.
•De formaliteiten, bij de wet van 22 April 1864 (Staatsblad N°. 29) voor
geschreven tot het invorderen der boeten of het constateeren der wanbe
taling, zullen bij een leger te velde of in eene belegerde vesting in den
regel ouuitvoerlijk zijn. Wil men alzoo de veroordeeling in die gevallen
niet illusoir maken, dan moet de rechter de bevoegdheid hebben, de boete
door detentie te vervangen. Daarbij zal hij echter aan gelijke regelen
omtrent den duur gebonden zijn als ten opzichte van de vervangende
gevangenisstraf zijn voorgeschreven.
Artt. 5 en 6 strekken ter vervanging van de artt. 2729 Crimineel
Wetboek. De bepaling van het tweede lid van art. 5 is reeds hierboven
toegelicht, terwijl het 3de lid strekt om het geschil op te lossen over den
aard en de gevolgen der eerloosheid in het militaire recht.
Art. 28 Crimineel Wetboek behoefde geene overneming. Daar de ont
eerende doodstraf alleen wordt uitgesprokenwaar de wet haar uitdruk
kelijk bedreigt en art. 19 van het ontwerp die gevallen beperkt tot die,
waarin nu de doodstraf met den strop is bedreigd, volgt daaruit van zelf,
dat in al de andere gevallen alleen de niet onteerende doodstraf kan wor
den uitgesproken.
Art. 7 omschrijft den aard der militaire gevangenisstraf. Zij verschilt
van de correctioneele gevangenisstraf hierin, dat zij ter zake van militaire