451 Atjehaehe expeditie verdienen de hulde van allen, die zich met hart en ziel aan de moeilijke taak van den Indischen officier hebben gewijd. Mo°-e de verdediging hunner belangen nog lang aan de pen van dezen y Generaal worden toevertrouwd! A' Koloniaal verslag van 1881. Behalve het gewone overzicht omtrent de normale en de tegenwoordige formatie alsmede de sterkte van het leger, begint de rubriek der levende strijdkrachten met de mededeeling, dat de noodige gegevens inmiddels verzameld zijn om de formatie van het leger, zoo als die sedert zij bij Koninklijk besluit van 2 Augustus 1853, Litt. E1" werd vastgesteld door tal van beschikkingen werd gewijzigd, „op nieuw te arresteeren," en wel in zoodanigen vorm, „dat voortaan elke nieuwe wijziging zal kun nen worden aangebracht zonder aan het behoud van een geregeld over zicht der formatie te schaden." Voor een officier blijft deze mededeeling', even als voor ieder ander mensch, die wat van leger formatie en haro eischen weet, wartaal. Alsof de vorm eener formatie een „geiegeld oiei zicht" daarvan kan waarborgen! Wat verstaat de leek, die deze war taal sprak, onder een geregeld overzicht eener formatie De vorm dei- formatie van 1853 was niet te ingewikkeld om zoodanig overzicht ten allen tijde, tot dertig jaren na dato, te behouden, indien opvolgende Gou verneurs-Generaal en Legercommandanten slechts meer eerbied hadden gehad voor die formatie en niet telkens daarvan eigener autoriteit waren afgeweken en zoodoende zeiven eene formatie in embryo hebben tot stand gebracht, die thans door het Opperbestuur „op nieuw gearresteerd" zal worden. Wie kan thans verzekeren, dat de Minister van Koloniën zoo talentvol is, door den vorm eener formatie, te beletten, dat zoodanige toestand in embryo, een knibbelspel-formatie, voortaan tot de onmogelijk heden zal behooren. De formatie van het leger is dus niet geivijzigd, niet in verband gebracht met eenig stelsel van verdediging, ze is gebleven wat ze was: op niets dan administratieve eischen, dus werkelijk op niets gebaseerd; zij is, nadat de Indische begrooting voor dit jaar tot wet werd verheven, slechts „op nieuw gearresteerd" Toch zullen „eenige uigente veranderingen" in die formatie te bespeuren zijn, „voornamelijk ten aan zien van het wapen der Cavalerie en van de verschillende inrichtingen ten behoeve van het militair onderwijs." Of die „veranderingen" tevens zullen blijken, verbeteringen te zijn? Beschouwingen dienaangaande zijn geoorloofd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 374