DE WIJZE VAN BEVORDERING
A AN A ULLINGr ArAN JIET KADER BIJ DE INFANTERIE.
Dat het stelsel omtrent de bevordering en de aanvulling van het
kader bij de Infanterie van het Indische leger op minder deugdelijke
gronden rust en daarom bij elke gelegenheid afgekeurd wordt, be
wijst met alleen de militaire litteratuur, vooral na 1875, maar ook
de door het Legerbestuur genomen maatregelen om het militair on
derwijs geheel te herzien.
Gaan wij de lezenswaardige opstellen na, die in de laatste jaren, zoo
wel m dit tijdschrift als in den „Militairen Spectator" opgenomen zijn
dan blijkt in de eerste plaats, dat de bij A. O. N° 5 van 1868 op
gerichte Corpsscholen in 't geheel niet aan de verwachtingen voldoen
die men er zich van voorstelde. Ook het zonder examen aanstellen
van korporaals en sergeanten, dat vooral in Atjeli plaats had gedu
rende 1875 en 1876, wordt eenstemmig aangemerkt als een der
hoofdoorzaken van het lage peil, waarop het tegenwoordige kader staat.
Om het vraagstuk op te lossen, wat gedaan behoort te worden om
beter kader te verkrijgen, wordt door de meesten de wederoprichting
aanbevolen van eene Kaderschool, met inachtneming van de feilen,
die de vroeger bestaan hebbende inrichting van dien naam aankleef
den en met uitbreiding van het daarbij te geven onderwijsterwijl de
Heer J. R. Jacobs een voorstander is van de oprichting van een
Instructie Bataljon, ongeveer op de zelfde leest geschoeid als de
bestaande te Kampen.
Daar overigens al deze opstellen geschreven zijn, ten einde discussie
EN ])E
Zie de 9de aflevering' I, M. T, van 1881.