572 van te weinig belang, hier te bespreken. Maar wij wenschenofschoon wij hier boven reeds afscheid hebben genomen van die personeele quaestiën, waarin de eerzucht van. een Gouverneur-Generaal het, volgens den Heer- Fransen van de Putte„koele hoofd" van den Heer Van Lansierge bene velde protest aan te teekenen tegen eene uitdrukking van den volks vertegenwoordiger Mr. L. [F. C. Keuchenius, oud-lid in den Raad van Ned.-lndiëdie, over het incident sprekende, den Kapitein Kauffmann liefst met een Traupmann vergeleekZoodanige onedele beschuldiging moge in den mond van een vromen Nëclerlandschen volksvertegenwoor diger, door diens onschendbaarheid binnen de muren van het Binnenhof, geduld wordenze schaadt den Ridder Kauffmann niet, maar ze schaadt den Heer Keucheniusdie als oud-lid van den Raad van Indië zóó weinig self respect toonde te bezitten, dat hij die beschuldiging durfde te doen! Yerstandiger was de Heer Keucheniustoen hij er op aandrong om de positie der Indische officieren van Gezondheid te verbeteren. Hij herhaalde, wat hij reeds met talent bij de vorige begrooting te berde had gebracht. Na zijne redevoering in November van het vorige jaar kwam in het „Amster- damsch Handelsblad" van 18 December 1881 een lezenswaardig opstel voor, getiteld: „Geneesheeren. voor Indië"Ons troffen daarin de ondervolgendeuit drukkingen „Het is dus louter toeval, indien onder de vreemde artsen goede worden gevonden, en Indië vraagt niets te veel, wanneer het van 's Ministers belangstelling verwacht, dat hij het eenige middel om de goeden van de slech ten te onderscheiden, niet zal afwijzen. Als Z. Exc. blijft bij het voornemen om op nieuw buitenlandsche artsen te engageeren, dan behoort hij hen niet zoo als vroeger te onderwerpen aan een seAy«-examen in den Haagmaar aan een degelijk colloquium, afgenomen door medische professoren of door de militaire docenten te Amsterdamzij die slagen, moeten gedurende een half jaar dienen bij een der militaire hospitalen in Hollandmet eene ruime bezoldiging, onder verplichting in dien tijd de Ilollandsche taal te leeren spreken. Die alzoo blijken gegeven hebben van kunde en morali teit en zich verstaanbaar kunnen maken aan onze Hollandsche zieken, zullen in Indië op eene welwillende ontvangst en een nuttigen werkkring kunnen rekenen Voor eene herhaling van 's Ministers kostbare proefne mingen met de overige is Indië te goed." Behalve een protest van den Kapitein Kool tegen de reductie der Cava lerie, eenige weinig beduidende beschouwingen van den Minister over de defensie van Indië door land- of zeemacht en de uitbreiding van den werkkring van den Generalen staf en eene redevoering van den Heer Fransen van de Putte in de Eerste Kamer over Atjehdie wij onbespro-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 497