40
tot dusverre al zeer weinig gedaan, de officieren tot nuttigen arbeid
zelfs aan te moedigen. Het bleef bij niets beteekenende pogingen. Be
looningen buiten liet oorlogsterrein, zoo als decoratiën en gratificatiën,
vallen slechts schijnt het den officier in speciale betrekkingen
ten deel en dan nog, in vergelijking met hetgeen in Nederland ge
beurt, zeer zelden. Wij willen niet duidelijker zijn. Dat maakt geen
goeden indruk in liet leger. Het is alsof men zich den troepenofficier
al zeer weinig aantrekt.
Moge althans het laatst genoemde feit spoedig niet meer bestaan -
en de Infanterie ook daardoor zich meer en meer plaatsen op het
benijdenswaardige standpunt, dat het in dit leger moet innemen, zoo
dat, wanneer wederom een oorlog als de Atjehsche het leger mocht
komen verrassen, niemand zal kunnen aantoonen, dat ook dit wa
pen het hoofdwapen op heeter daad op vele tekortkomsten
betrapt werdX.