658 - militair strafregt en evenmin van het materieel burgerlijk strafregt, worden geroepen om in zeekrijgsraden de zee-officiers voor te lichten omtrent de toepassing van wet en regt. Is dit een gezonde toestand? Nu weet ik wel, dat men aan boord van een oorlogsschip geen auditeur-militair kan hebben, die regstgeleerde is, maar men zorge dan ten minste, dat de niet regtsgeleerde ambtenaar eenigen waarborg van kennis oplevert. Yoor zoover ik de zaak kan beoordeelen, wordt hier inderdaad elke waarborg gemist. Bij de krijgsraden van het leger is er ten minste nog een auditeur militair die regtsgeleerde is, een ambtenaar die voor zijne cameleontische functiën van aanklager, verdediger en juridieke raadgever van den krijgs raad regtskennis bezit, of althans gecenseerd moet worden die te bezitten. Bij de zeemagt ontbreekt elke waarborg. Nu leide men uit dit 'ongunstig oordeel over de organisatie der zee krijgsraden al wederom niet af, dat daarom de regtspraak dier raden on- regtvaardig zou moeten zijn. Ik neem aan dat zij billijk en regtvaardig regt doen, maar eene organisatie moet zelve niet de oorzaak kunnen zijn van hare onregtvaardige en onregtmatige werking, en dit is hier het ge val. Ik zal niet verder gaan, want inderdaad het veld van de schier onge- loofelijke gebreken der militaire strafregtspleging is onafzienbaar. Alleen vraag ik met het voorloopig verslag: kan, mag zulk een toestand, die reeds meer dan eene halve eeuw duurt, in de 19de eeuw, in het beschaafde Nederland langer voortduren Ik hoop dat het antwoord der Regering hierop zal zijn: Neen! die toestand mag niet langer voortduren, en, voor zooveel van ons afhangt, zullen wij dien hoe eerder hoe liever doen ophouden. {Wordt, vervolgd.) Een praatje over straffen en reclames uit den goeden ouden tijden wat met een en ander in verband staat. Eene opmerking, welke men dikwijls hoort maken, is, dat een 40 of 50tal jaren geleden, in de Indische maatschappij en bij het leger, niet alleen onder de minderen, maar ook onder de officieren, de matigheid niet altijd werd betracht, of, om juister te zijn: dat dronkenschap en, dien tengevolge, plichtverzuim toen veel meer voorkwamen dan thans. Eene andere opmerking is, dat in dien „goeden ouden tijd" niet zelden den gewichtigen rang van Hoofdofficier werd verleend aan mannen, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 583