EENIGE DENKBEELDEN OMTRENT HET TUREN
OP GROOTE AFSTANDEN EN DE OEFENIN
GEN YAN ONZE INFANTERIE.
In den llén en 12™ jaargang van dit Tijdschrift komen eenige ar
tikelen voor, handelende over het vuren der Infanterie op groote af
standen. (1)
Het eerste dezer artikelen is van den luit. kolon. der art. lioms-
winckel.
In het eerste nummer van den 1 len jaargang ontwikkelt deze hoofd
officier zijne denkbeelden over het invoeren van den kogel Harsvelclt
voor het Indische Leger.
De Schr. verklaart zich tegen de invoering van dezen kogelja, hij
gaat nog verder en wenscht de vizierklep van het geweer in die mate
te veranderen, dat door den gewonen infanterist niet verder dan 600
pas kan gevuurd worden.
Deze meening werd weldra bestreden en geen wonder, want nadat
de Russisch- Turksche-oorlog heeft doen zien, welke vernielende uitwer
king een goed aangebracht vuur op gi oote afstanden kan hebben, is
het wel eenigszins zonderling er nu juist eene stem opgaat, die er
op aandringt, dit vuur af te schaffen.
Voornamelijk gaat de Schr. van het denkbeeld uit, dat men slechts
oorlog te voeren heeft met een Inlandschen vijandmaar ook dan
nog houdt zijne redeneering geen steek. Men ga slechts na, hoe dik
wijls te Afjeh op afstanden tusschen de 800 en 1500 pas van het
granaatschot gebruik werd gemaakt, om vijandelijke schutters te ver
drijven, die bijv. een groot transport met hun vuur harceleerden.
Deze granaatschoten hadden op de verspreide vijanden, in den regel,
niet de minste uitwerking, terwijl een welgericht geweervuur den
vijand waarschijnlijk spoedig verdreven zoude hebben.
(1) Zie ook Over de vuurtactiek der Infanterie"; 13e jaargang' N° 3, bladz. 370.
Red,