- 737 - der Heyden de gelegenheid te openen, langs anderen weg dan hij bewan delde, of door andere bescheiden dan hij voorstelde, van de naar zijne meening tegen hem ingebragte beschuldiging te zuiveren. Welligt kunnen den Minister van Koloniën, die trouwens in Zijner Excellence's schrijven van 20 December 1881, Kabinet, lit. P. 12 (Bijl. XXYII), te kennen gaf „niet te weten welke beschuldigingen tegen den generaal van der Heyden zjjn ingebragt", sedert dien tijd bescheiden zijn voorgekomen die, schoon niet door den generaal van der Heyden gevraagd, strekken kunnen aan diens bezwaren een einde te maken. Daarom heeft Uwe Commissie de eer voor te stellen, te dien einde het adres te verzenden aan den Minister van Koloniën, met verzoek aan de Kamer zoo mogelijk zoodanige inlichtingen te verstrekken als naar het oordeel van Z. Exc. dienen kunnen, om de bezwaren van den generaal van der Heyden op te heffen. Lambrechts. Sickesz. VAN DER FeLTZ. V ERMEULEN. Nijst. Beraadslaging over de Conclusie van het Verslag der Commissie voor de verzoekschriften; aanneming van eene gewijzigde Conclusie. Zitting van Maandag 20 Maart 1882.) Aan de orde is de beraadslaging over de Conclusie van het Yerslag der Commissie voor de verzoekschriften omtrent het adres van den gepen sioneerden Luitenant-generaal van het Nederlandsch-Indisch Leger, K. van der Heyden. Deze conclusie luidt: "het adres te verzenden aan den Minister van Koloniën, met verzoek aan den Kamer zoo mogelijk zoodanige inlichtingen te verstrekken als naar het oordeel van Zijne Excellentie dienen kunnen, om de bezwaren van den generaal van der Heyden op te heffen. De Heer de Casembroot: Ik had niet het voornemen mij in dit debat te mengen. Het is voor mij niet alleen eene pijnlijke zaak, maar boven dien eene zaak zoo gewigtig, dat ik haar liever door anderen zag behan delen. Bij nader inzien evenwel heb ik begrepen, dat het een "slechten 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 662