776 Iets over KwaadwilligenMarodeursGewapende Atjehers„i?oo- versbendenSlechte elementen''''Weinig eensgezinde vgoedgezinden" Samengeraapte Vagebonden VijandenDeserteursOverloópers." Ziedaar de benamingen, welke in de officieele verslagen over den politieken toestand in Atjeh worden aangetroffen. Men ziet het: er is variatie genoeg. Die variatie maakt het echter minder duidelijk, met wie wij daar eigenlijk te doen hebben. „Vijanden" toch is het woord, dat slechts hoogst zelden wordt gebezigd. Een „Vijand" doet denken aan „Oorlog". En, we weten het uit het politiek verslag, loopende van 16 t/m 31 Maart 1882 [Javasche Courant van 18 April 1882, N° 31]: Oorlog is er niet meer. „Door het karakter dier benden „te overschatten" aldus drukte de Gouverneur van Atjeh en Onderhoorig- heden zich in dat Verslag uit l) „door met militaire macht op te treden, „alsof men met eene georganiseerde vijandelijke macht te doen had, zou „zeer licht weder kunnen ontstaan, wat in werkelijkheid reeds tot het ver deden behoort, namelijk een toestand van oorlog". Alzoode toestand van Oorlog hehoort in werkelijkheid reeds tot het verleden. Met andere woorden: We verkeeren daar in een toestand, tegenovergesteld aan dien van oorlog, dat isin een toestand van Vrede laat het dan zijn: gewapende vrede. De „vijand" van vroeger is de „kwaadwillige" van thans; „kwaadwillige", natuurlijk met de noodige variaties [zie boven]. Geen oorlog, doch vrede; geen vijand, maar kwaadwilligen [of: iets an ders]. Geen desertie dus „in tijd van oorlog"; geen desertie ook „in tijd van vrede"; geen desertie „naar den vijand." In 't kortniets, wat valt onder den zesden Titel van het C. W. (2) Onder welke strafbepalingen vallen dan onze Europeesche soldaten, die zijn „overgegaan" [art. 107 C. W.] naar den vijand, hadden we bijna geschreven; we bedoelen echter: naar de „weinig eensgezinde goed- gezinden"; naar de [zie boven] Die vraag, welke, voor zoover ons bekend, nog niet in de Dagbladen is behandeld, kwam telkens bij ons op, als wij lazen over de trouwe- looze handelingen van die soldaten. We willen trachten eene proeve van beantwoording te leveren; tevens (1) En de Regeering vereenig de zicli met de beginselen van den Gouverneuriets waarop wij nader hopen terug te komen. Red. Eigenlijk kan er in 't geheel geen sprake zijn van desertie [zie Stsbl. 1849, No 18 en 1862, No 12]. Red,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 701