91 En wat zegt nu de Heer Aleij daaromtrent in zijne „Aanteekeningen"? "Weerlegt hij de „eenstemmige conclusie van de Indische autoriteiten"? Toont hij aan, dat Z. E. de Minister, „na naauwgezette overweging" had moe ten komen tot eene andere conclusie dan de „eenstemmige" van die Indische autoriteiten [Hoofd-Intendant, Legercommandant, Raad van Nederlandsch-IndiëGouverneur-Generaal althans dit mogen wij aan nemen, na die woorden van den Minister en nu, blijkens bladz. 6 dor hier besproken brochure, de gewichtige zaak zoo buitengewoon lang in onderzoek is geweest en dus niet met een „Franschen slag" zal zijn afgedaan]. Niets van dit allesZiehier wat de Heer Kleij naast de zooeven over genomen zinsneden uit 's Minister's „Nota van Inlichtingen", aanteekent „Redres van de verongelijking van mij en mijne. 50 collega's van de administratie[ook hier wordt door ons gecursiveerd] „door de gevolgen van de onwettige vooruitschuiving in de ranglijst van Van Oosterzee c. s., „is wel degelijk mogelijk[hier is het de Heer Kleijdie cursiveert], „en niet alléén dat er geene „onoverkomelijke bezwaren" in den weg „staan, maar er is zelfs geen enkel ivettig bezwaar tegen het middel tot „redres, door mij op bladz. 28 van .„Gehoorzaamheid aan de Wetten enz", „aangegeven. Zie hieromtrent ook de Militaire Spectator Januarij-nummer „dezes jaars, bladz. 55 en het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage „van 20 December 1881. „Doordien de thans nog in de gelederen aanwezige officieren, welke „in 1877 zijn vooruitgeschoven, n. 1. JautzeVermeer, Van Oosterzee en Kits van Ileijningen [dit is de wettige volgorde; hunne tegenwoordige „onderlinge rangschikking is onwettigthans allen Kapitein zijn, zou „het redres, zooals dat door mij is voorgesteld, kunnen plaats hebben, „zonder dat zelfs eene enkele grovdige reclame daaruit zou kunnen ont staan; dat redres, 't zij mij vergund het hier te herhalen, zou bestaan in „„Intrekking van het Koninklijk besluit van 21 Maart 1877, N° 10, „„met bepaling, dat do officieren, die tengevolge van den inhoud van dat „„besluit, bereids tot hoogere rangen zijn bevorderd, in die rangen zullen „„gehandhaafd blijven, als de jongstendoch geen promotie kunnen maken „„en ook niet van kapitein-kwartiermeester overgobragt mogen worden „„bij de onder-intendanten 2e klasse vóór dat zij, tengevolge der succes- „„'sivelijk plaats te hebben bevorderingen, weder de plaatsen zullen hebben „„ingenomen, waarop zij vóór het besluit van 21 Maart 1877, N° 10, „„in de ranglijst stonden."" „Door dat redres worden geen verkregen regten te niet gedaau, want

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 104