92 „de yier hiervoren genoemde Heeren hebben; omdat zij tengevolge het „Konink. besluit van 21 Maart 1877, jST° 10, vóór hunne wettige beurt tot „kapitein bevorderd zijn, zeer zeker niet in zulk oenen wettigen zin regt „op dien rang als ik. bijv. Zou dan de Regeering aan hen niet de schijn- „bare regten op verdere beoordering van af hun nu onwettig standpunt in „de ranglijst mogen ontnemen, terwijl diezelfde Regeering aan mij en 50 „mijner collega's onze inderdaad wettige regten op eenen hoogeren rang „of op eene hoogere standplaats in de ranglijst onthoudt? Die leer gaat „mij te hoog. (1) „Mij is het duidelijk, dat voor het redres slechts éénfeitelijk bezwaar „bestaat, n. 1. onwil van de autoriteiten om ridderlijk te erkennen, dat „er is gedwaald". [Alweer die scherpe toon, dien wij reeds releveerden; „dien wij afkeuren in ieder officier en te meer in iemand, die het woord ridderlijk bezigt.] „Ik verklaar bij deze, dat indien ik werkelijk overtuigd was, dat er „geen redres mogelijk was, ik in de zaak zou hebben berust en mij niet „tot de 2* Kamer gewend zou hebben, veel minder een vonnis zou hebben „gevraagd van de regtbank der publieke opinie". Zoover de Heer ICleij. Laat ons nu eens doen, wat hij, iets verder in zijne „Aanteekeningen", verzoekt of aanbeveelt, n. 1. de „Inlichtingen" van Z. E. den Minister van Koloniën „niet slechts oppervlakkig" lozen, „maar ze aan een naauwgezet onderzoek" onderwerpen. De Minister zeidc zie de hiervoren door ons gecursiveerde woorden, op bladz. 90 dat bij eene herziening d. i.: het ontwerpen van eene ge heel nieuwe ranglijst voor de officieren der Militaire Administratie „ook „op alle bij andere wapens en dienstvakken voorgekomen gevallen van „rappel van ancienneteit zou moeten worden gelet". En de Heer Kleij? Hij leest „oppervlakkig"; hij onderwerpt de „In lichtingen" niet „aan een naauwgezet onderzoek". Hij neemt niet de minste notitie van het, ook in ons oog, hoogst gewichtige bezwaar van den Ministerhij écarteert het en spreekt over niets dan het „redres van (1) „Eigenlijk is, wat hierboven door mij wordt voorgesteld geen redresmaar „slechts het stuiten van het kwaad in zijne verdere gevolgen; want, men vergete „het niet, indien de vier bedoelde officieren van af hun tegenwoordig standpunt in „de ranglijst, bij opvolgende vacatures in de hoogere rangen, opklimmen, dan „worden zij vóór hunne 'wettige beurt onder-intendant 2e klasse, enz. enz. „Werkelijk redres wordt in het „Dagblad" voorgesteld, in het nommer van 20 „December 1881."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 105