98
Wij wenschen niet vooruit te loopen op de beslissing van de Tweede
Kamer. We bepalen ons daarom tot bet uitdrukken van de verwachting,
dat, bij de discussies over liet Verslag, de bedoelde consequentiën wel
zullen zijn ter sprake gebracht; dat dus zal zijn gelet, niet alleen op
„den adressant en degenen die met hem werden voorbijgegaan", maar
ook op de belangen der officieren van andere wapens en diensten.
])e Luitenant-Generaal Jan Van Swieten,
door Ajax. Amsterdam, J. II. De Bussy,
1881.
In mijne jeugd leerde ik, dat standbeelden eerst na den dood van be
roemde mannen worden opgericht. Tegenwoordig schijnt men dat anders
te begrijpen. Voor den Generaal Van Swieten althans wenscht men eene
uitzondering te maken. Zóó dacht ik, bij het lezen der brochure van Ajax,
een overdruk van eene recensie in den Indischen Gids van dit jaar.
Waarom dat ongeduld van zijn vereerder, die in zijne recensie duidelijk toont,
niet alles, wat hij schreef, alleen urt boeken gehaald te hebben Dit stand
beeld is niets anders dan eene rectificatie van het werk van den ook in
dit Tijdschrift besproken beeldhouwer, dat in de militaire litteratuur ge
noemd wordt„De militaire loopbaan van den Luitenant-generaal Jan Van
Swieten, door een gepensioneerd officier van het O. I. leger, opgedragen
aan het Nederlandsche volk". Was die rectificatie noodig tegenover dat
werk? Zeker niet. Of moest er iemand gaan waken, dat, nu de Generaal
Van der Heijden ook beroemd is geworden, de roem van den Generaal
Van Swieten toch vooral grooter moest blijven?
Ons volk is te klein voor zoo veel grootheden. Er schijnt geene plaats
bij onze natie te zijn voor zóó veel beroemds. Nauwelijks is de een op
een voetstuk gekomen of fluks zal men trachten, hem door anderen te
laten overschaduwen. Ajax doet dat niet heftig, niet ruw, maar echt
Hollandsêh: zéér deftig, fatsoenlijk, beleefd.
Gunnen wij hem de satisfactie van zijn verdienstelijk werk en den Ge
neraal zijn roem!
Laat ons geene reputatiën afbreken. Doe gij het ook niet Ajax! met
sommige uwer aanhalingen. Gij toont een eerlijk man te zijn, maar tevens
uwe onwetendheid omtrent de waarde dier citaten. Patroclus.
Deze boekaankondiging, welke reeds voor So. 4 van dezen jaargang' bestemd
en onder den Inhoud vermeld werd, is door een misverstand, tengevolge van de
Redactieverwisseling, blijven liggen. Op verzoek van den geachten Sclir., wien wij
tevens dank zeggen voor zijne opmerking, wordt ze alsnog geplaatst. Red.