101 leeraar is wie die valsche stellingen verkondigt, om tot een goed doel te geraken Hot is niet onverschillig, te wetenwie den raad geeftom, door reclames den chefs geen „onaangenaamheden te bezorgen", hen toch geen „koopjes te geven," maar hen ook door het stilzwijgend verduren van wat men onregt acht?het „voeren van bevel gemakkelijker te maken", omdathet „treurig maar waar is, dat menig chef huiverig is, clie straf op te leggen, welke, volgens zijne innige overtuiging, ten volle „verdiend zoude zijn alleen, doordat hij vreest voor reclames Het staat er, zie paga 659! Die bewering nu, geheel latende voor rekening van den onbekenden schrij ver, doe ik, daaromtrent, alléén opmerken, dat mij, in de 20'j„ jaar, die ik thans als officier dien, nog nimmer soortgelijke chefs zijn te beurt gevallen. Mogten, indedaad, zulke zwakke, vreesachtige chefs bestaan, dan moeten zij, als schadelijk voor de krijgstucht, zoodra mogelijk worden verwijderd volstrekt niet met consideratie behandeld, en allerminst, hèn ter wille, slechte raad worden gegeven! Het doet mij bepaald leed, te moeten strijden tegen oone algebraische grootheidtegen eenen onbekenden tegenstander, wiens mededeelingcn en onthullingen ik, als: onkiesch en zelfs als bepaald ongeoorloofd, wiens vergelijkingen ik, als valsch, en wiens raadgevingen ik, als slecht en ver derfelijk, moet veroordeelen. „II faut avoir le courage de son opinion!" Maar, hoe weinigen bezitten, bij al hun personeele dapperheid, dien moreelen moed Anonyme en pseudonyme berigtgevers, kriticii en kritikasters, zedeleeraars en boetpredikers, ÏT. N. zijn menigvuldigzelfs vindt men vleijers, hovelingen, onhandige vrienden, gevaarlijker dan openbare vijanden, die middels ingozon- stel, voorkomende in de 5e aflevering jl.met beleefd verzoek, ook aan deze repliek plaatsruimte te verleenen. Ik doe dit verzoek, vertrouwende op uwe onpartijdigheid, uwe toewijding' aan de belangen van ons Tijdschrift, uw streven, om hot indodaad te doen blijven een orgaanvan het Leger; welk doel, do afgetreden Redacteur heeft het bewezenalléén kan worden bereikt, door oen ieder do gelegenheid te geven van zijne meening te doen blijken, dus ook behoorlijk ondertcokcnde stukkon te plaatsen, al mogt Ge het onverhoopt niet in allen deele mot den schrijver eens zijn. Geloof mij intussclien, achtend en kameraadschappelijk, Uw Dienstvaardige Dienaar, Willem I, 17 Mei 1882. L. C. van Vleuten, Kapitein der Infanterie. N.B. Gelieve dezen brief ook te doen drukken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 114