102 den stukken in de dagbladen, voor elicf's ridderkruizen afsmeeken, die daarbij trachten te betoogen, er eigenlijk verzuim in gelegen is, dat hun protégé niet reeds lang door deugcl is geadeld!"-, zich zelve daarbij, zeer nederig! Miles-vetus heetende; d. i: een kort begrip, eene combinatie van Duizend Deugden Wel zeker! zóó iemand moet bet weten! En, die het weet, moet het maar zeggen Maar, hoe weinigen durven, ten allen tijde, onbeschroomd hunne meening uiten, flinkweg de waarheid zeggen, schrijven, en met hunne naamtee- kcning bekrachtigen Ten onregte beroemen wij ons op de Hollandsche rondheid en vrij moedigheid. Dat kunnen de kenschetsende karaktertrekken van het Vóór geslacht zijn geweest, maar bij ons moet men, heden ten dage, die deugden zoo algemeen niet meer zoeken! »WÜ, vooral in het Leger, „wij laten ons te veel leiden door menschcn- vrees, door zucht naar eigen belang, en offeren vaak daaraan op de „waarheid, die ons allen heilig moest zijn." „Dit is zóó waar," zeide reeds de Generaal Knoop [N. M. Sp. 19e jaargang] en ik zeg het dien eerbied- waardigen, grijzen krijgsman volmondig na, „dit is zoo Waar, dat, wie bij ons „rond en openlijk zijne meening durft uitspreken, zeer spoedig ondervindt, dat „hij meer verwondering en ergernis, dan goedkeuring en deelneming ontmoet". Ik acht het evenwel noodig, mij thans eens over die verwondering en die ergernis heen te zetten, en ga dus voort met mijne repliek. Toen ik het begin van voormeld opstel gelezen had, begreep ik niet regt, waar JST. N. eigenlijk heen wilde? Welk doel hij beoogde? welk nut hij vermeende te stichten, met het vrij dubieuse compliment aan het jongere geslacht, dat, voor 40 a 50 jaar „ook onder de officieren, „dronkenschap en dientengevolge pligtverzuim veel meer voorkwamen dan „thans," en dat „in dien goeden ouden tijd niet zeidon den gewigtigen „rang van Hoofdofficier werd verleend aan mannen, die niet in alle „opzigten waren, des officiers superieurs maar integendeel soldaten van „beroep", die „dikwerf" meesterlijk zegevierden, niet alleen over „den „vijand, maar ook over de taalregels"; en die dus, eigenlijk dien hoogen rang onwaardig waren Is dit somwijlen, vroeg ik, om de nagedachtenis van die „kranige sol daten", die „grootsche daden" wisten te volbrengen, in eere te houden Wordt het relief van den officiersstandin het algemeen, er door ver- Hier zegeviert N. N. zelf óók „meesterlijk over de taalregels", v. V.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 115