105 -
schrift zulke beschouwingen doet drukken, zóó weinig goeden raad geeft,
en, als punt van vergelijking, uwe kameraden van '82, het voorbeeld voor
oogen houdt, der dronkelappen en verkleede flankeurs A. en C. van het
jaar '39Met nadruk kom ik dan ook daartegen opDat die, zoo
genaamde, officieren, die zich zóó konden verlagen, als de Heeren (sic!) A.
en C., lieden, die den officiersstand, en het geheele Leger waartoe zij be
hoorden, tot schande verstrekten, zich nog zéér genadig behandeld mogten
rekenen, wanneer zij niet eenvoudig werden ontslagen en weggejaagd,
maar na afgelegde „hemelhooge beloften", als de dronkaard C., nog maar
met veertien dagen provoost werden gestraft, dat is duidelijk!
Dat die lieden er dan ook niet aan dachten om nog te reclameren,
in de hoop hunne chefs koopjes te leveren, als wanneer zij zelve, voorzeker,
het grootste koopje zouden hebben gesnapt, is even duidelijk
Die, zoogenaamde, officieren zullen daartoe wel niet meer de noodige
énergie, maar vooral, niet het onmisbare „self-respect" hebben bezeten!
Dat de reclamezaken, vooral der officieren, schadelijk zijn voor de
krijgstucht, voor het prestige dor chefs, wanneer de reclames gegrond
worden bevonden, zoo als in den laatsten tijd zoo veelvuldig plaats heeft,
is onbetwistbaar. Maar aan wie de schuld
Aan de Chefswanneer„met het getal der klagers ook dat der in het
„gelijk gestelden toeneemt, en de regter de opgelegde straffen als onge
grond en ligtvaardig moet veroordeelen [Ind. Weekblad v. h. Regt. 1872].
In alle andere gevallen, natuurlijk, aan de reclamanten.
Dat echter een officier zoude reclameren, zich vrijwillig voor den krijgs
raad begeven, alleen bij wijze van aardigheid, om zijn' chef een koopje
te leveren [heeft H. N. al reeds ondervinding van zoo'n aardigheid,
waaraan somwijlen een half jaar eenvoudig arrest is verbonden?] acht ik
ongerijmd, ónmogelijk!
In vroegere jaren moge „een soldaatvoor een straf van slechts twee
„dagen kwartierarrest, het onderzoek door eencn krijgsraad hebben ver
docht, alleen om een kunstreisje te maken, van Ternate naar Insulinde's
„hoofdplaats" dit is volstrekt geen ter zake dienend argument.
Geen officier zal, dunkt mijtot zóó'n gewigtigen, door hem hoogst
onaangonamen stap besluiten, als, in de uiterste noodzakelijkheid; geen
regt vragen aan eenen krijgraad, tenzij hem dit door zijne chefs bepaald
worde onthouden; zich niet als reclamant, vrijwillig aan een, maanden
lang arrest onderwerpen, als uit een diep gevoeld besef van geleden,
belangrijk önregt.
Mogten er onverhoopt uitzonderingen bestaan, dan zouden die juist den