107 - maakt in zijne, thans nog vigerende Leger-Order, 1869, N° 72, waarvan ik U de lezing wel zeer aanbeveel. Vooral de 3e, 4e en laatste alinea's verdienen bijzondere aandacht! en wil ik die, gemakshalve, hier voor u uitschrijven. Zij luiden: „De, in rang hoog er gestelde"ik spatieer„militair, heeft een vol komen regt om te bevelen over de aan hem ondergeschikten, maar, dat „regt ontleent hij eenig en alleen aan de wette n,r eg le men ten „en voorschriftenen" [let wel, N. N.„hoe hoo g er hij in de militaire „hiërarchie is geplaatst, hoe meer hij zelf, in alles, het voorbeeld „van volkomen onderwerping aan, van s tipte opvolg ing van de „verschillende wetten, reglementen en bevelen behoort te geven". Zie, N. N. dat zijn deugdelijke gezonde principes! „Wanneer niet door d q Hoof do ff icier en in do eerste plaats dat „n oorbeeld wordt gegeven, wanneer het Legerbestuur niet op h n kan „rekenen voor eene naauwkeurige nakoming van bevelen, al betreffen deze ook „in hun oog minder gewigtige aangelegenheden, dan planten zich veronacht zaming- en ongehoorzaamheid op eene verderfelijke wijze voort, en draagt „een en ander in hoogen mate hij, tot verslapping, en eindelijk, tot algemeene „ondermijning van de krijgstucht bij het Leger." Zeer juist! En, dat nu voornamelijk dat pligtverzuim der Hoofd officieren oorzaak is geweest van het ontstaan van die Leger-order, blijkt, behalve uit bovenstaande, óók nog onwederleghaar uit de eerste en de laatste alinea's, in onderling verband beschouwd. „Herhaaldelijk ontwaar ik" zoo luidt de aanhef„uit de rapporten „van gehouden inspectiën, dan wel uit andere stukken, dat vele Hoofd ton andere officieren, Chefs van Korpsen, Militaire on I) e- tachcments - Ko m ma ndan ten, zich veroorlooven, geheel eigenmagtig „van bepaalde voorschriften of van hooger hand gegeven bevelen af te wijken." Do 2" alinea noemt zulks, een: „Slecht voorbeeld voor „de jongere officierenEn het slot is zóó duidelijk, dat, omtrent doel en strekking wel geen twijfel meer kan overblijven. Dat slot toch zegt: „En even als naar mate een officier in rang en „positie hooger staat, ook hooger en meerder het vertrouwen is, dat „men in hem moet kunnen stellen, evenzeer zal ik den hooger geplaatsten streng er treffen dan den lageren." Ik spatieer. „De Officier van het Indische Leger is, en blijft, Nederlandsch Officier, „en heeft er dus, even als deze, ten volle aanspraak op, om gewaarborgd „te zijn tegen alle mogelijke willekeur". (Generaal Knoop in de Kamer- Zittingen van 1870). En, „de beste waarborg tegen willekeur en on-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 120