109
krijgstucht zoo zeer schadelijke reldamezaken althans voor eenen Krijgs
raad weldra geheel tot het verledene behooren.
Tot dat goede doel behooren wij allen mede te werken; en wel, in de
eerste plaats, alle officieren, die de eer hebben, te behooren tot het N. I.
Leger, waarvan de belangen hen ter harte moeten gaan, en waarvan de
goede naam ook naar buiten door hen met alle kracht moet worden
voorgestaan en bevorderd.
De ware belangen van dat Leger, de krijgstucht, worden voorzeker
beter gebaat en meer bevorderd, door onbeschroomd den vinger te leggen
op de wondeplekken, dan door het, in de dagbladen, vragen om ridderkrui
zen voor chefs, door het doen drukken van geheime archiefstukken, het
wereldkundig maken van de straffen, in 1839 of 1840, ondergaan door
dronkelappen en halve gekken, of, door het belagchelijk maken van onze
voormalige chefs, indedaad„kranige mannen, die groote daden hebben
volbragt" en wier nagedachtenis dus in eere behoort te worden gehouden!
Die wondeplekken heb ik thans aangewezen.
Er nu het geneesmiddel? "VVel! dat is hóógst eenvoudig, en tevens,
hóógst afdoende en onfeilbaar zeker werkend: Ieder officier blijve
getrouw aan zijn eed; en dus, niet alleen getrouw aan den Koning maar
óók: gehoorzaam aan de wetten, en onderworpen aan de krijgstucht!
"Ware dit altijd geschied, of geschiedde dit tegenwoordigdan had de
Leger-order van wijlen den Legerkommandant Kroesen niet behoeven te
worden uitgevaardigd, en niet nog steeds te worden gehandhaafd
Geschiedt dit, in den vervolge, beijvert zich, indedaad, ieder Opper-,
Hoofd- en subaltern-Officier, om in alle opzigten zijne dienstverpligtingen
met den meesten ijver en de meeste naauwgezetheid te vervullen, dan
zullen: „de meerderen in allen deele de minderen met een goed voorbeeld
„voorgaan, regtvaardigheid het rigtsnoer zijn van alle daden"dan zullen
„alle Officieren elkander wederkeerig achting toedragen; alle onbehoorlijke
„correctiën worden vermeden" (R. v. Kr.); dan zal: „eene trapsgewijze
„ondergeschiktheid worden onderhouden, welke, zonder iets van hare
„kracht te verliezen, zacht en vaderlijk zij, en op regtvaardigheid gegrond
^alle onderdrukking uitsluitterwijl zij de ondergeschikten tot het waar
nemen hunner pligten aanhoudt". Dit zijn, N. N. de, door den Koning
vastgestelde Grondslagen der Krijgstucht
Daaraan is ieder Officier, door zijn eed, gehoorzaamheid verschuldigd;
en, in die gehoorzaamheid ligt het middel tegen de kwaal, die wij beiden,
langs twee, zoo gehéél verschillende wegen, bestrijden.
Door het betrachten van die grondbeginselen zullen de straffen van