116 aardopwerpingen, onder bijvoeging eener memorie, hoedanig daarbij is te werk gegaan en hoevele werkuren daaraan besteed zijn. Op dezelfde wijze zal de luitenant, die den dienst van artillerie officier waarneemt, een verslag omtrent de verschillende artillerie werkzaamheden kunnen opmaken, terwijl eindelijk nog aan een der den luitenant, zoo die er is, kan opgedragen worden, het fort of de lunette benevens het voorterrein met een gegeven meetinstrument op te nemen en, met bijvoeging eener ophelderende beschrijving in algemee- nen, krijgskundigen zin, op eene gegeven schaal in teekening te brengen. Evenzoo kan de bataljonscommandant aan de officieren van een of meer compagniën opdragen, om een grooten, onder de luitenants te verdeelen, veelhoek te teekenen of wel een zeker terreinvak ter verdediging in te richten en met eene bepaalde macht te bezetten. Bij het beoordeelen intusschen van al het daarover uit te brengen schriftelijk werk heerscht de meening voor, dat de door ieder der opvolgende chefs daarover uit te brengen critiek zij eene humane, niet afbrekende, doch opbouwende critiek, eene zoodanige, die den jongen officier tot werken zal aansporen. Boven en behalve dit winter- en zomerwerk, vereenigen zich de officieren des winters minstens 1 maal 's weeks bataljonsgewijze, om eene voordracht aan te hooren welke daarna gezamenlijk besproken wordt, terwijl ter afwisseling dezer bataljons-vereeni- gingen nu en dan zoogenaamde regimentsvoordrachten door alle gezamenlijke Infanterie-officieren van het korps worden bijgewoond, waarbij als sprekers optreden zij, die zich tot het houden van zoo danige speciale voordracht bereid hebben verklaard. De kapiteins boven de 50 jaar en zij, die in bevordering voor den hoofdofficiersrang werden voorbijgegaan, kunnen van het bijwonen dezer bataljons- en regimentsvereenigingen worden verschoond. In het. in de vorige noot genoemde Voorschrift van generaal Duijcher komt daaromtrent voor, dat de regiments- of bataljonscommandant, bij den aanvang van een nieuw semester, aan zijne officieren ter lezing zal geven eene lijst van geschikte onder werpen, waaruit dan de officier voor het eerstvolgend half jaar eene keuze niet zal moetendoch zal hunnen doen. Het is dus aan een ieder vrijgelaten [zoogenaamd facultatief werk], 0111 eene voordracht geheel naar eigen keuze te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 129