122 W a.t doet nu de Algemeene Bevelhebber bij de ontvangst van dat patrouille-bericht? Zal hij in verband met den afstand, waarop hij zich van B. bevindt en hetgeen hij van den vijand daar ter plaatse weet, doormarcheeren of zal hij halt houden en nieuwe orders geven Zoo ja, welke orders? En hoe zullen de respectieve compagniescommandanten die orders uitvoeren Op welke wijze zal de compagnie X. zich in het boschje E. nestelen, om van daar uit den vijand te beletten, naderbij te komen? In welken vorm zal die compagnie worden opgesteld, tot hoe lang daar stand houden en hoe zal zij bij een onverhoopt noodzakelijken terugtocht retireeren? Welke bevelen zal hij geven omtrent munitie-aanvulling en het' wegdragen der gewonden?.enz., enz. Xog meer vragen te stellen, achten wij onnoodig, nu het ons slechts te doen was, om het hiervoren geschrevene betreffende kadermanoeuvres met een enkel voorbeeld eenigszins op te hélderen. Het voorgaande kortelijk samenvattende, zien wij, dat de subalterne officieren der Infanterie bij het Nederlandsche Leger, door het mede maken van kadermanoeuvres en het bijwonen van krijgs- en belegerings- spel, zoomede het verplicht indienen van eenig door hunne chefs op gegeven schriftelijk werk, nog al vaak van hunne militaire eigenschappen, en kundigheden blijk moeten geven, welke omstandigheid van zelve met zich brengt, dat de studieboeken niet voor altijd van de schrijf tafel kunnen wegblijven. En juist dit is het, wat naar onze meening de chefs er mede beoogen. Door de hier bedoelde oefeningen toch worden de traaglustige officieren als het ware gedwongen, om hunne studieboeken weer eens open te slaan en om door het lezen van tijdschriften op de hoogte van hunnen tijd te blijven. Bij het overwegen nu der mate van wenschelijkheid, om al de door ons genoemde officiersoefeningen, voor zoover deze niet reeds aldaar op initiatief van bataljonscommandanten plaats vinden, op Indischen bodem te enten, mag in geenen deele worden voorbijgezien het zeer groote verschil, dat tusschen beide Legers bestaat. Terwijl bij het Nederlandsche Leger, de maanden Juli, Augustus en half-September buiten rekening latende, de compagnie Infanterie ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 135