125
Van de kapiteins en luitenants ziet de afdeelingscommandant ten
eenenmale niets, al moet hij dan ook op het einde des jaars met
zijne volle consciëntie al dan niet onderschrijven des majoors aantee-
keningen, dat de luitenant X. zich met of zonder vrucht op het ver
krijgen van meer kundigheden toelegt, deze en gene talenten bezit
en (de kameraden weten wel beter) natuurlijk minstens drie vreemde
talen spreekt, schrijft en verstaat.
Een zoodanigen toestand nu achten wij zeer ongezond, waarin
stellig verbetering zoude komen, wanneer niet alleen do bataljons
doch ook de afdeelingscommandanten zich wat meer aan de weten
schappelijke militaire vorming hunner officieren lieten gelegen lig
gen.
Wij weten -wel, dat ontegenzeggelijk onze Indische Infanterie in
de lagere officiersrangen meer heeft aan een flink, ijverig, wil men,
kleingeestig, zoogenaamd troupier-officier, dan aan eenen geleerde, die
niet tot de prozaische kazernediensten, de steile exercitievormen en
de dagelijksche, eenvoudige behoeften naar geest en lichaam van den
soldaat zoude weten af te dalen.
Wij willen dus niet ijveren voor eene kweekerij van geleerden of
eene imitatie er van.
Maar aan den anderen kant wenschen wij evenmin bestendigd te
zien, dat er maar altijd door, van ongeveer de helft van het geheele
officierspersoneel, jaar in, jaar uit gezegd worde, dat zij onverbeterlijke
polyglotten zijn,' de analytische meetkunst op hun duimpje kennen
en bazen zijn in integreeren en differentieeren, zoölogie, mineralogie,
botanie en nog tal van andere ieën, ja zelfs bij massa's tegelijk
voor den generalen staf wat kunde en aanleg betreft geschikt
worden verklaard, zonder dat één chef dezer officieren er zich als het
ware ooit toe zet, om eens een weinig na te gaan, in hoeverre die
schat van kennis al dan niet in waarheid aanwezig is.
Wij willen daarom nog geene schoolmeesterijhet tegendeel is
waar.
Eij wijze van afschrikwekkend voorbeeld zouden wij daartoe een
staaltje kunnen aanhalen, wat ons persoonlijk wedervoer ten jare
1868 bij het garnizoensbataljon van Celehes en Onder hoor ig heden
toen een der kapiteins der luitenants Mentor in die dagen bij