129
kunnen zijn, die, alles is mogelijk, eenmaal tot hoofdofficier bevorderd,
liefst in hunne wetenschappelijk-rustige rust niet gestoord zouden
willen worden; die van zoo'n paperassenwinkel niet willen afwe
ten Maar
Hoe vele kapiteins, op wier handel en wandel overigens niets te
zeggen viel, zijn voor den majoorsrang gepasseerd geworden, alléén
omdat hun allerlaatste bataljonscommandant van hen zeide, dat zij in
deze of gene richting niet knap genoeg waren. (1)
Konden die kapiteins eenig tegenwicht in de schaal leggen Kon
den zij wijzen op eenig, onder vroegere bataljonscommandanten,
met het hoofcl geleverd werk, of hadden deze vroegere korpschefs ook
ter goede consciëntie de geestvermogens hunner officieren alleen bij
wijze van procesverbaal overgenomen, zonder na te gaan of ook daar
al te met iets ontbrak?
Hoe vele malen had dan wel hun laatste bataljonscommandant
hen minder oordeelkundig tactisch zien manoeuvreeren?
Toch niet slechts een paar malen?
"VVaren de door den bataljonscommandant tactisch te min bevon-
denen nimmer door den afdeelingscommandant beproefd geworden
b. v. in het kiezen of bezetten van stellingen, om te weten te ko
men, of de kapiteins in quaestie niet in het veld dusdanig tactisch
helder zagen en oordeelden, dat hun het niet van buiten kennen van
de Von BogulciwsJcisVon Scherffen, Perizoniussen en Von Widderns
niet ten kwade te duiden was.
Hadden die kapiteins nimmer te voren tactisch schriftelijk werk
geleverd, waardoor zij gelegenheid zouden gehad hebben tot het doen
dezer vraag: Majoor, Kolonel of, des noods, Generaal! raadpleeg eens
mijn werk, dat in dit of dat bataljonsarchief gedeponeerd ligt, en
oordeel dan nog eens of ik ook bij mijne vroegere korps- en afdee-
lingscommandanten in tactisch oordeelkundig denken zoo zeer ben
te kort geschoten.
9
(1) Oiuler den titel Nogmaals het Hoofdofficiers-examen komt in De Locomotief
van 14 Juli 1882, N°. 163, een zeer lezenswaardig opstel voor.
Red.