130
Wij zijn hiermede aan liet einde van ons opstel gekomen, waar
van de goede bedoeling want deze is er naar wij hopen, niet
zal worden voorbij gezien.
Wij hebben bij het Nederlandsche Leger eene speciale instructie
der Infanterie-officieren aangetroffen, welke, met oordeel toegepast,
naar bet ons voorkomt, geheel of ten deele zich ook voor de Indische
Infanterie-officieren aanbeveelt.
Hebben wij in den loop van ons geschrift een wondeplekje aan
gewezen (die horizons-meeldraden- en zuigpompenhistorie), de In
dische officieren gelieven tevens te bedenken, dat het ook hij het
Nederlandsclie Leger verre van volmaakt is; dat ieder leger, het
spreekt van zelf, zijne vlekjes heeft.
Wat echter niet iedere armee heeft, is de zeer schoone reputatie
van het Indische Leger, staande tegenover clen vijand; eene reputatie,
welke wij vermelden het hier gaarne in groote mate ook door
het Nederlandsclie officierskorps gewaardeerd en in hunne gesprek
ken hoog gehouden wordt.
's IIertogenbosch,
9 Mei 1882.
J. A. Vink,
Kapitein der Infanterie.