138 gunsten toe te staan, of wel voor straf te vrijwaren, door oogluiking te bezigen. Wij achten het wenschelijk, dat het Inlandseh kader geene'afzon derlijke kamers bekome, maar in de kazernes tusschen de soldaten in met hen samenwone, en aansprakelijk gesteld worde voor al wat in strijd is met de orde. Aan den Europeeschen onderofficier wordt in de nabijheid zijner compagnie zoo mogelijkeen afzonderlijk vertrek toegekend. Den sergeant-majoor daarentegen zal, alléén wanneer de kamers te klein zijn, zoo mogelijk een tweede vertrek tot bureau gegeven worden. Het komt ons wenschelijk voor, dat het compagniesbureau ten al len tijde een afzonderlijk vertrek zij. Wij zagen eens, dat een sergeant-majoor kwartierziek was en te bed lag, en dat de kapitein in dat zelfde vertrek administratieve werkzaamheden moest verrichten. Dat zelfde zou c. q. ook moeten gebeuren als de menagère van den sergeant-majoor ziek was, of om andere redenen te bed moest blijven. Wij achten dat verkeerd en in strijd met het prestige van den officier. Men zegge niet, dat de vrouwen zich in de vrouwenloods moeten ophouden op de uren, waarop de officieren zich in de kazernes moe ten bevinden. Voor zieken eischen wij humaniteit. Het 5e Hoofdstuk leidt ons tot de volgende vragen Waarom (zie artikel 39) vangt de weekdienst aan, des Zondags, na afloop der wachtparade, en niet des Zaterdags, 11a afloop van het derde of avondappel, zooals in Nederland Bij de meeste compagniën, organiek 3 officieren sterk, treft men slechts twee aan. Bij de tegen woordige regeling, zijn zij nu beiden eiken Zondag in dienst, terwijl die dag een vrije dag moet heeten. Waarom (vide artt. 41 en 42) mogen èn de Inlandsche sergeant èn de beide korporaals van de week, slechts voor dienstzaken het kampement verlaten, maar de Europeesche sergeant der week ten allen tijdemits hij slechts vergunning bekome van den sergeant majoor en den adjudant-onderofficier van de week? Is dat billijk? Wat w7ordt bij artikel 46 bedoeld met de bepaling, dat de kapitein en de luitenants van de wreek zich niet „uit de nabijheid" van het kampement mogen verwijderen?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 151