149
in strijd to zijn met den geest van het Reglement op den Inwen-
digen Dienst (vide artikel 112, derde alinea).
Ingevolge artikel 110 wordt het zakgeld door den sergeant-majoor
uitbetaald in tegenwoordigheid der presente officieren. De sergeant
majoor ontvangt het daarvoor benoodigde geld van den compagnies
commandant, gewoonlijk in bankpapier of in rijksdaalders, terwijl
de soldij in pasmunt moet uitbetaald wordenEen gevolg hiervan
is, dat men verplicht is, een onderofficier naar de bazars te zenden,
om het geld te wisselen. Menig compagniescommandant heeft de
gevolgen van dit geldwisselen reeds ondervonden't Is volstrekt geene
zeldzaamheid, dat èn de onderofficier, èn het geld beide verdwenen,
en na verloop van dagen of weken, alléén de eerste hier of daar
gearresteerd werd. Aan zulke verliezen staat men steeds bloot. Wij
hoorden eens beweren, dat de kapitein zelf of een zijner officieren
er op uit moet gaan, om de gelden, benoodigd voor de uitbetaling
der soldij, in te wisselen, ten einde gewaarborgd te zijn tegen schade.
Is dat ernst of kortswijl? Maar, daarenboven, is dit wel altijd doenlijk?
Gebeurt het niet vaak, vooral in grootere garnizoenen, waar de gar
nizoensdienst zooveel officieren en minderen in beslag neemt, dat
van alle officieren, op het tijdstip der uitbetaling van de soldij, geen
enkele present kan zijn?
Het Legerbestuur behoort o. i., daar waar zulke rampen den com
pagniescommandant treffen, doordien zijne onderhoorigen misbruik
van vertrouwen pleegden, hem tegen die rampen te verzekerend. w. z.
de geleden schade door den lande te doen dragen.
De slotbepaling van artikel 110 vinden wij omslachtig. Beter achten
wij den maatregel, die in Nederland wordt toegepast, om onverbeter
lijke dronkaards (niet iemand, die bij herhaling d. i. twee maal dron
ken is geweest), goedverkoopers en amfioenschuivers aan korting op
de soldij te onderwerpen. Men zou dan het gekorte bedrag in het
spaarfonds moeten storten.
Wanneer wij het voorschrift van artikel 115 en het Model der
menagerekeningen raadplegen, dan stuiten wij op verschillen bij de
berekening van het provoostgeld.
In een Model mogen geene fouten schuilen.
Wij weten ook niet, waarom voor de menagerekening der Inlanders