DE REDUCTIE VAN HET AANTAL VUUR MONDEN DER BATTERIJEN. In het 4e nummer van den vorigen jaargang van dit Tijdschrift heeft de Heer J. L. Swart zich doen kennen als ecu heslist voorstander van de formatie van acht vuurmonden per batterij. En daar hij onbekend was met de deugdelijke gronden, waarop de reductie van het aantal stukken der veld- en bergbatterijen steunde, hield hij zich voor mededeeling daarvan aanbevolen. Geruimen tijd heb ik gewacht, of geen zaakkundig persoon mijn geachten collega die mededeelingen zou verschaffen, vooral om daarmede mijn profijt te doen bij de studie der geschiedenis van onze mobiele artillerie Nu die mededeelingen echter tot heden achterwege zijn gebleven, wil ik trachten de gronden op te sommen, niet waarop die reductie gebaseerd is, daar die ook mij niet bekend zijn, maar die m. i., met het oog op het verleden van onze mobiele artillerie, tot die reductie aanleiding kunnen hebben gegeven. Ik zal daarbij tevens in de gelegenheid zijn, den mij onbekenden X. nog eenige opmerkingen te maken naar aanleiding van zijn opstel in N°. 6 van den vorigen jaargang, waarin het hem goed voorkwam, een lans voor het stalen berggeschut te breken. Alvorens de door mijn collega Swart ontwikkelde argumenten ten gunste der Sstukken-formatie nader te beschouwen, zal ik aanvangen met de wording onzer mobiele artillerie, zooals deze tijdens de reductie was samengesteld, te behandelen. In het jaar 1852 werd eene gewichtige bepaling gemaakt, waartoe denkelijk de drang der omstandigheden het zijne wel zal hebben bijgebracht. Deze bepaling had tengevolge, dat voor de batterijen eene nieuwe regeling werd getroffen, waardoor zij niet, zooals vóór dien tijd het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 169