157 geval was geweest, steeds geheel compleet zouden zijn, maar zij naar gelang van omstandigheden zouden zijn op voet van oorlog, dan wel op voet van vrede of groot-compleet. Ik heb alle reden aan te nemen, dat onze mobiele artillerie toen nog bestond uit de halve mobiele veldbatterijen, in 1822 opgericht, en de halve bergbatterijen, tot wier oprichting in 1831 was overgegaan. Zooals hekend is, bestonden die halve bergbatterijen toen uit drie kanons van 3 8 en 1 houwitser van 114 Dm, benevens vier mortieren Br. Coehoorn van 114 Dm. De uitrusting eener veldbatterij op voet van groot-compleet moest bestaan uit: de eerste linie voertuigen, de tweede linie en de vierde linie, behoudens de toen bestaande voor raadwagen voor officiersgoederen. Al deze voertuigen moesten volledig bepakt zijn met munitie, gereedschappen, voorraadstukken, enz. De gelijke uitrusting eener bergbatterij moest zijn samengesteld uit de vuurmonden, benevens 6 affuiten (waaronder 2 tot reserve), 12 munifiekistjes voor het kanon van 3 ffi, 6 id. voor den houwitser van ll'/i Dm, 8 id. voor mortier (waarvan 2 bepakt met lichtkogels), voorts 2 broko's en eene draagbare smidse (zie I. I. I. Hoofdstuk III, blz. 125). In 1853 werd de draagbare smidse eerst definitief bij de bergbatterijen ingevoerd. Zoolang dit laatste voorwerp nog niet aanwezig was, werd het aantal broko's op 4 vastgesteld. Al hetgeen tot eene volledige bepakking dier voertuigen, munitie kistjes, enz. benoodigd was, moest daarbij voorhanden zijn, terwijl alleen die trek- en draagtuigen aanwezig mochten zijn, die met het reserve- harnachement strikt noodzakelijk waren. Al de overige voertuigen, munitiekistjes, munitiën, paardentuig, enz. moesten in het plaatselijk oorlogsmagazijn worden ingeleverd, en werden daar opbewaard voor eventueele uitrusting op voet van oorlog. De halve batterijen schijnen echter niet lang meer bestaan te heb ben. Althans in het I. B. O. 1858 59, blz. 31, wordt een extract gegeven van de Circulaire van den Chef van het Wapen der Artil lerie dd°. 17 Julij 1858, N° 3640, waarbij de vredes-uitrusting der toenmalige veld- en bergbatterijen nader werd geregeld. Dit extract luidt: „Bij elk der kompagniën 6 t£'er batterijen bedienende op voet van „vrede, disponibel al het benoodigde om met acht vuurmonden met

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 170