161
kauons niet tijdig waren aangekomen, het stukkengetal der bergbat-
terijcn op zes zou gekomen zijn, daar geen grooter aantal berghou-
witsers voorhanden was.
Dat bij het op voet van oorlog brengen dezer drie bergbatterijen
al spoedig moet gebleken zijn, hoezeer het personeel der batterijen
in aantal te kort schoot, en daardoor de achterblijvende batterijen
noodzakelijk zoodanig van personeel ontbloot moesten worden, dat
men slechts even de vredesdiensten kon blijven waarnemen, kan niet
onbekend zijn. Rn dat deze wanverhouding nog meer uitkwam, toen
een verblijf van eenigen langeren duur op het oorlogsveld voortdu
rend aanvulling vorderde van overleden of ziek personeel, is duidelijk.
Aan dien ongezonden toestand, die zich thans in al zijn naaktheid
duidelijk aan het oog vertoonde, moest ten spoedigste een einde
worden gemaakt. Maar hoe
Wilde men in voorkomende noodzakelijkheid eenige mate van ze
kerheid hebben, dat men althans eenige batterijen compleet te velde
kan brengen en te velde kan houden, dan moest in de eerste plaats
de batterij gereed zijn, om ten allen tijde te velde te trekken, zoo
dat de uitrusting op vredesvoet moest vervallen. En in de tweede
plaats moest ook in vredestijd dat gedeelte van haar bedieningsper
soneel aanwezig zijn, waarvan men in oorlogstijd do zekerheid miste,
het onmiddellijk te kunnen verkrijgen.
Behalve dit, moest men trachten, door eene geduchte beperking van
den nasleep, de bewegelijkheid der batterijen, bepaaldelijk der veld-
batterijen, te vermeerderen.
Het personeel, waarvan men in oorlogstijd de grootste zekerheid
miste het onmiddellijk te kunnen aanvullen, was stellig wel kader en
stukrijders. De bewegelijkheid kon alleen verhoogd worden, dooi'
eene reductie van het aantal vuurmonden, waardoor het aantal voer
tuigen in verhouding zou verminderen. Moest men, bij de noodzake
lijke reorganisatie onzer mobiele artillerie, vasthouden aan het aantal
vuurmonden, of aan het aantal batterijen? Men heeft het laatste
gedaan. Men heeft het verkieslijker geacht, voldoende zekerheid te bezit
ten 48 vuurmonden behoorlijk te velde te kunnen brengen, dan in schijn
eene mobiele artillerie van 60 vuurmonden te hebben,waarvan men,
desgevorderd, ter nauwernood de helft op voet van oorlog kon bedienen.
11