175 - en bepaalde in verband daarmede, welk nummer aan den betrokken mi litair moest worden toegekend op den algemeenen voordrachtstaat. Een bepaalde, uitdrukkelijke, voordracht toch mocht onze chef niet doen. We vernamen zulks toen voor het eerst. Alleen mocht hij, als gewezen ex peditie-commandant, een voordrachtstaat indienen voor Koninklijke be looningen; maar hem was verboden- wij hebben niet kunnen vinden bij welke Algemeene Order om aan te geven, of hij den militair voordroeg voor de M. W. O., dan wel voor cene Eervolle Vermelding. Op dezelfde wijze, stellen wij ons voor, zal het na afloop van de 2e ex peditie tegen Aljeli hebben plaats gehad, echter met dit onderscheid, dat de Legercommandant, uit deferentie voor den Generaal Y. S. en met het oog op diens zeer bijzondere positie, Zijne Excellentie in de gelegenheid heeft gesteld, om zelf te bepalen, voor welke onderscheiding de betrok ken militairen in aanmerking kwamen. Wat den Kapitein V. D. betreft, zal Z. E. alzoo al de uitstekende daden bij elkander gevoegd en toen bepaald hebben, dat, al mocht elk feit op zich zelve ook aanspraak geven op de 4? klasse van de Militaire Willemsorde iets wat wij, op grond van hetgeen wij van de hel dendaden van dien kapitein zagen, hoorden en lazen, als zeker durven Wat dit laatste betreft achten wij het nuttig, hier over te nemen, hetgeen Z. E. de Luitenant-Generaal Van Swieten zelf, in het IVc Hoofdstuk van „De waarheid over onze vestiging in Atjeh", schreef en waarnaar Z. E., op bladz. 729 van de Mei- aflevering van Den Indischen Gidsverwees. De Generaal n. 1. zei, op de bladz. 208 210, van dat in 1879 verschenen werk: „Wij zullen dit hoofdstuk besluiten met eene taak, die ons beter toelacht dan die der zelfverdediging, waartoe wij tot onze spijt geprovoceerd zijn. „Wjj hebben zooeven [bladz. 203j van den kapitein G. C. E. van Baaien gesproken en hem een verdienstelijken officier genoemd. Hij heeft tot den 15 Februari aan de expeditie deel genomen, toen hij in het gevecht van Ketapan Doewa gekwetst werd. Zijne verwantschap met den hoofdredacteur van de „Java-Bode", wiens broeder hij is, was niet geschikt hem onze sympathie te doen winnen, maar, onpartijdig voor ieder, heeft het ons niet verhinderd zijne verdiensten te erkennen. Wij hebben hem gade geslagen, wellicht meer dan hjj weet. Als wij ons in stilte op weg begaven om de waakzaamheid der wachten en posten, de werkzaamheden aan het retranchement, aan het maken van wegen in het kamp voor liet bekomen van gemakkelijke circulatie, de reinheid en de hygiëne te onderzoeken, zagen wij altijd Van Daalen waar hij wezen moest. Wij hebben hem voorgedragen voor de iic klasse der Militaire Willemsorde, hetgeen in ééns eene zeldzame onderscheiding is voor ccn subaltern officier. Het was onze overtuiging, dat hij die verdiend had, omdat hij bij de vermeestering van Lemboeq, Missigit en Ketapan Doewa beduidenden invloed op de goede leiding gehad heeft. Wij meenden hem het bekomen dier belooning verschuldigd te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 188