Met intrekking van A. 0. 1863, No. 14 terecht ingetrokken als te zijn in strijd met de wet) en tot het wegnemen van allen twijfel, wordt mitsdien thans voorgeschrevendatcasu quo, na afloop van het korpsonderzoek en alvorens de informatiën, bedoeld bij artt. 19 en 35 R. L. door den plaatselijken militairen commandant indien hij namelijk mede van oordeel is, dat rechtsvervolging behoort te wor den ingesteld de klachte en verdere stukken van eerstgenoemd on derzoek, door tussckenkomst van den gewestelijken militairen com mandant, in handen zullen worden gesteld van den auditeur-militair, tot het uitbrengen van advies, waarvan rede is in het hierboven aan gehaalde Koninklijk Besluit. Veel is met die A. O. van 1832, No. 2 iu het belang van een verdachte beoogd, welke (in tegenstelling van het K. B. dd. 16 November 1818 voor Nederland) in Nederlandsch-Indië den militai ren commandant gebiedend voorschrijft, om in alle strafzaken het advies van den auditeur-militair te hooren, ook zelfs wanneer ge noemde autoriteit dienaangaande niet in twijfel verkeert. Dat ge biedend voorschrift gaat uit van de zeer gezonde veronderstelling, dat de militaire commandant, die met de vigeerende bepalingen van de wet en beginselen van het recht niet geheel bekend isniet voorba rig en ondoordacht een persoon naar de terechtzitting van den krijgs raad verwijzen zal. Het advies van den auditeur-militair levert eeni- gen waarborg op, dat geene rechtsvervolging worde ingesteld tenzij men eenige zekerheid hebbe, dat er wettelijke gronden bestaan den verdachte terecht te doen stellen. Die waarborg is echter slechts in schijn groot te noemen, daar immers hoewel de Algemeene Order van 1850, No. 5, 6 is in getrokken zonder door eene andere van dien aard te zijn vervangen de beslissing om een militair voor den krijgsraad te doen terecht staan nog steeds bij den militairen commandant blijft berusten, wanneer zelfs de auditeur-militair daartegen geadviseerd heeft. Na afloop van het korpsonderzoek en alvorens de informatiën, bedoeld bij de art. 19 en 35 R. L. een aanvang te doen nemen door den plaatselijken militairen commandant, wordt zegt AO. 1832, No. 2, 3— de klacht met de verdere stukken van het voorloopige onder zoek ter fine van advies in handen van den auditeur-militair gesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 18