üj P». Grendel Patroontrekkoi' fis oen veer) |met haak (a). Gleuf voor degeleiderschroof. Jj Kanaal voor de slagpin. I Gleuf voor de trèkkervoer- E nok. Kr a ar/. i Arm met geleiderschroef. Knop. Stennvlak. Haan. Insnijding voor de trekkerveernok. Insnijding tot ligplaats van den patroontrekker. Patroontrekker (is een veer) met haak, stift en schroef. Insnijding voor do geleider- schroef. Kanaal voor de slagpin met staanden rand aan de, achter zijde van den afsluiter. Insnijding voor de trekker- veernok. f Gel eiderseh roef. Kop. <u Haan. Bust. C. Beslag. Bovenhand. Onderhand mot lip en bovenkor- donbeugcl. Moerplaat voor den ontlaadstok, met schroef a Krop. Bengel (b). Twee schroeven, waar- van de voorste de kortste Bovenhand mot afgeronde.n staart. Onderband mot afgeronde lip en bovcnkordonbeugel. Moerplaat met schroef Voorvoetblad en ach tervoet en een afgerond voor- en achtereinde. Twee schroeven, waar van de voorste de kortste en gemerlct is met een Beugel (b) het voor einde ge merkt, met, een Indisch geweer bestaande „pal." Ze worden dus buiten beschouwing gelatenhetgeen ook geschied is met de verschillen hij „storinring" en „vizier", als zijnde beide aan het Nederlandsch geweer gewijzigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 192