189
Wil dit zeggen, dat wanneer deze wetsontwerpen tot wet verheven
raogten worden, de urgentie voor eene ganscli nieuwe militaire strafwet
geving niet meer zou bestaan? Zeer zeker niet. Ook na de aanneming
dezer ontwerpen, zal de indiening van geheel nieuwe militaire strafwet
boeken blijven behooren tot de allereerste pligten der Regering. Maar
met het oog op hetgeen gisteren door enkele sprekers is gezegd, meen
ik te mogen constateren, en in eenige bijzonderheden te moeten aantoonen,
dat de beteekenis dezer wetsontwerpen, waarover ik spreken kan zonder
eenige vanité d'auteur, oneindig gróoter is dan men oppervlakkig welligt
zou meenen.
Men heeft, reeds bij de schriftelijke gedachtenwisseling en ook gisteren,
herhaaldelijk het zwaartepunt dezer voordragten gezocht in de afschaffing
der lijfstraffen. Het is waar, dat de urgentie dier afschaffing de aanlei
ding is geweest tot de indiening dezer ontwerpen. Hoog waardeer ik
het voorregt, dat de eerste belangrijke wetsontwerpen, die ik in deze
Kamer heb te verdedigen, die zijn, na wier aanneming men eindelijk en
voor het eerst zal kunnen zeggen, dat alle lijfstraffen in Nederland zijn
afgeschaft. Maar die afschaffing is niet het eenige, en ook geenszins het
voornaamste, dat thans aan de goedkeuring der Kamer onderworpen wordt.
Trouwens indien de beteekenis dezer ontwerpen bepaaldelijk in de af
schaffing der lijfstraffen lag, dan zou de Minister van Justitie weinig of
geene aanleiding hebben, om zich in dit debat te mengen. Immers do
afschaffing der lijfstraffen bij de marine is veel meer eene feitelijke dan
wel eene juridische vraag. Ware op 's lands oorlogsschepen de orde niet
te handhaven zonder lijfstraffen, dan zou de regtsgeleerde moeten bukken
voor de ijzeren wet der noodzakelijkheid; de Staat immers hoeft al dio
regten zonder welke hij zijne pligten niet vervullen kan. Omgekeerd in
dien ook zonder die straffen de militaire discipline kan worden gehand
haafd, dan zal geen enkel jurist aarzelen tot hare afschaffing mede te
werken.
Van een regtsgeleerd standpunt heb ik over die lijfstraffen dan ook
slechts een enkel woord te zeggen. Aan hen, die aan hare noodzakelijk
heid gelooven, zou ik willen toeroepen: denkt aan do geschiedenis, her
innert u dat van allo, ook de meest barbaarsche straffen eenmaal is be
weerd, dat zij noodzakelijk waren, en dat, nadat zij waren afgeschaft, do
uitkomst altijd de vrees heeft beschaamd; vergeet niet dat, blijkens do
ervaring, ook bepaaldelijk voor don strafwetgever het woord is geschreven
,,/yrt peur est uur. maumise conseillèreEn tot hen die, omgekeerd tot,
de slotsom zijn gekomen, dat do marine die straffen kan missen, zou ik