196 -
maar de billijkheid eiseht wetsbepalingen te beoordeelen naar de omstan
digheden, waaronder zij zijn vastgesteld.
Welk gebruik wordt er nog tegenwoordig van dat artikel gemaakt in
de praktijk?
Nu ik van de praktijk spreek en zooeven gewaagd heb van conscien-
tieuse militaire regters, heb ik, in het voorbijgaan, een woord te zeggen
naar aanleiding van de kritiek, die de geachte afgevaardigde uit Am
sterdam over de praktijk, over de kennis der militaire regters, bepaaldelijk
over de organisatie der zeekrijgsraden geoefend heeft.
Waarlijk, niet ik zal onze militaire ivetgeving in bescherming nemen.
Zoowel het materiele als liet formele militaire strafregt zijn beide zoo
gebrekkig mogelijk. Ik wil zelfs de woorden onderschrijven in 1850, in
den Belgischen Senaat door een der bekwaamste Belgische staatslieden
gesproken: „les lois pénales militaires hollandaises sont une excitation
permanente au crime de desertion."
Maar, erkennende de groote gebreken der wetgeving, is het voor de
Regering een pligt en een aangename pligt te constateren, dat onze
militaire regters zich beijveren om die gebreken in de praktijk zoo weinig
mogelijk te doen gevoelen.
Voor zoover ik het kan nagaan, kan de jurisprudentie van het Hoog
Militair Geregtsliof gerust de vergelijking doorstaan met die van den
Iioogen Raad. De vonnissen van de krijgsraden bij de marine binnengaats
gewezen, behoeven even goed als de vonnissen van de krijgsraden te
land, approbatie van hot Hoog Militair Geregtshof, en als men vergelijkt
het cijfer der geapprobeerde en der niet-geapprobeerde vonnissen van
de krijgsraden, dan vindt men geen noemenswaardig verschil ten nadeele
van de zeekrijgsraden.
Wat eindelijk hen betreft, die bij de marine de taak van aanklager ver
vullen, zij zijn zeker niet allen even bekwaam, maar er zijn toch stellig
goede onder. Ik wil wel erkennen, dat ik een deel der kennis, die ik
heb van strafregt voor het krijgsvolk te water, verschuldigd ben aan twee
officieren van administratie.
Na deze uitweiding keer ik terug tot de vraag van zoo evenwelk
gebruik wordt in de praktijk gemaakt van art. 17? Dat gebruik bestaat
niet daarin, dat men feiten straft aan wier strafbaarheid eenig verstandig
mensch ooit zou hebben kunnen twijfelen, neen, eenvoudig hierin, dat
men ook voor de militaire justitie den regel handhaaft, dat het bij uit
legging van de wetten aankomt op den geest en niet op de letter.
Een enkel voorbeeld, rlat in de praktijk dikwerf voorkomt. Hoe wordt