herziening der procedure vóór die van het materiele regt, is zij mogelijk? Zoolang het materiele regt niet gewijzigd is, kan geen zuivere beslissing vallen omtrent de meest principiële vraag, die zich bij de herziening van de procedure zal voordoen. Hoever zal men de competentie van den militairen rogter uitstrekken? Zal die, .gelijk tot dusver, omvatten alle misdrijven door militairen gepleegd [behoudens een paar weinig beduidende uitzon deringen! of wel beperkt worden tot militaire delicten? Ik zal thans deze vraag niet debatteren, maar merk eenvoudig op, dat geen zuiver antwoord mogelijk is, zoolang ons materiele militaire strafregt ongewijzigd is. Hot is zeer gemakkelijk te zeggen de militaire regter zal alleen oordeelen over militaire delicten; maar men vergeet, dat behalve de zuiver militaire en de zuiver burgerlijke delicten, er eene gemengde soort van misdrijven bestaat, d. w. z. misdrijven, die, zoo het militaire wetboek er van zweeg, onder het burgerlijk strafwetboek zouden vallen, bijv. diefstal in de chambrée. Van eene kleinigheid hangt het soms af, of een diefstal valt in de termen van art. 191 van het Crimineel Wetboek dan wel van art. 379 Code Pénal. Of het eene dan wel het andere artikel toepasselijk is, kan de regter eerst na een langdurig minutieus onderzoek uitmaken. Hoe kan men dan de com petentie van den regter, die dan toch wel vóór dat onderzoek moet vaststaan, daarvan doen afhangen? Dit zou zijn het paard achter den wagen spannen. Maar verondersteld, dat van al hetgeen ik tot dusver zeide geen woord waar is, dan nog wensch ik der Kamer te vragen, of het niet zaak is, rekening te houden met den feitelijken toestand. Wat is de toestand? Deze herziening is gereed. De herziening van de regtspleging, al de overige hervormingen die verlangd worden, moeten nóg worden voorbereid. Wat is urgent? Het goede dat men op het oogenblik doen kan. Wat is het meest urgent? De herziening die rijp is. Eindelijk de laatste grief. Deze herziening, zoo vreest men, zal leiden tot uitstel. Ik antwoord door twee opmerkingen. In do eerste plaats door herinne ring aan een feit. De burgerlijke strafwetgeving is partieel herzien. Heeft dit geleid tot uitstel van algeheele hernieuwing? Integendeel; op dit oogenblik hebben wij een ontwerp van een nieuw burgerlijk strafwetboek. Toen men in 1868 ook de militaire strafwetgeving partieel wilde herzien, zeide men neen, men zij voorzigtig, want indien dit geschiedt, dan zal de algeheele herziening achterwege blijven. Welnu, op dit oogenblik is zelis met de voorbereiding voor die algeheele hernieuwing nog geen begin gemaakt. In de tweede plaats zou ik op de vraag of partiele herziening al of niet zal leiden tot uitstel, willen antwoorden, dat dit eenvoudig afhangt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 211