199 van ons zeiven. Partiele herziening zal tot uitstel leiden, wanneer de wetgever goed vindt op verkregen kleine lauweren te gaan indommelen. Wie dwingt hem daartoe? Eene kleine zege kan de prikkel zijn om eene grootere na te jagen. De geachte afgevaardigde uit Amsterdam heeft van mij eene zeer pertinente belofte gevraagd. Hij zeideik zal stemmen vóór deze ont werpen, mits d.o Regering belovc dat do ontwerpen van nieuwe militaire strafwetboeken zóó spoedig worden ingediend, dat zij tegelijk met het burgerlijk Strafwetboek in werking kunnen treden. Hoe grooten prijs ik er op stelle, dat deze ontwerpen ook door de stem voor dien spreker tot wet mogen worden verhevende Regering mag geene belofte doen, die zij zeker is niet te kunnen vervullen. Wat de geachte afgevaardigde vraagt, dat kan immers niet. Of zou de afdoening van het burgerlijke Strafwetboek, waarvoor het ontwerp gereed is, moeten wachten op de zaraenstelling van militaire wetboeken, die de Regering op dit oogenblik toch niet uit den mouw kan schudden? Wanneer van twee goed din gen het eene gereed, althans voorbereid is, het andere niet, dan is het praktisch, dadelijk dat eerste af te doen. Ik zou lust hebben een argumentum ad hominem te gebruiken. Er is welligt nooit meer aan het Departement van Justitie gearbeid dan onder den Minister Godefroi. Ik heb bepaaldelijk het oog op zijn ontwerp van een Wetboek van Straf vordering, onder eene opvolgende Regering ingediend. Gesteld dat dit ont- werp, waarmede ik in hoofdzaak volkomen sympathiseer en waarvan de ver dediging tc dezer plaatse, behoudens enkele wijzigingen, mij een groot genot zou wezen, hier verdedigd ware door den Minister van wien het liet afkomstig is, door den heer Godefroi zeiven, wat zou hij dan heb ben gezegd wanneer een lid der Kamer hem aldus had toegesproken „Ik zal stemmen vóór uw ontwerp, onder voorwaarde dat gij belooft, tegelijk met dat ontwerp, eene nieuwe militaire strafregtspleging in te voeren"? Ik houd mij overtuigd, dat hij zou geantwoord hebben in denzelfden geest als ik het heden doe. Laat het een niet wachten op het ander; pluk de vruchten in de orde waarin zij rijp worden en laat niet, ter eere van gelijktijdige inzameling, de rijpe verrotten. Intusschen, de Regering wil zeer gaarne haar voornemen uitspreken om al den tijd die, na aftrek van dien welke door dé gewone da- gelijksche bezigheden verslonden wordt; na aftrek van den tijd, die voor eenige, geen uitstel gedoogende, kleinere ontwerpen wordt gevorderd na aftrek ook van den tijd dien ik zal behoeven voor het burgerlijk Strafwetboek,--beschikbaar zal zijn, in de eerste plaats te besteden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 212