20G mochten denken, te eeniger tijd een huwelijk aan te gaan op het volgende Na mijne pensionneering ben ik als zoovelen vóór mij in hot huwelijk getreden met haar, die mij gedurende nagenoeg oen kwart eeuw liefde'en trouw bewees; die eenc voorbeeldige moeder is voor onze kinderen. Als gepensionneerde dacht ik, niets te maken te hebben met toestem ming van het Militair Departement. Ik trouwde dus en verzocht later, om als gehuwd deelgenoot van het Weduwen- en weezenfonds te wor den aangemerkt. Na verloop van eenigen tijd ontving ik daarop eene gunstige beschik king en tevens een berekeningstaat van hetgeen ik in 120 termijnen moest betalen. Die som nu kwam mij vrij hoog voor. Behalve toch hetgeen ik, overeenkomstig mijn rang, in hoofdsom had te voldoen, vermeerderd met een aantal procenten omdat mijn echtgenooie veel jonger is dan ik ben en met de vastgestelde renten van 5°/0 'sjaars, trof ik op den bere keningstaat nog aan: 10 °/0 verhooging, ingevolge artikel 17 van het Reglement. Dit artikel was voor mij geheel nieuw. Bij informatie echter bleek mij, dat het in 1859 aldus is gewijzigd: dat indien een gepension- neerd officier, die geen toestemming om een huwelijk aan te gaan behoeft, vooraf aan het Militair Departement henni.s geeft van zijn voornemen hij die 10 °/0 verhooging niet behoeft te betalen; dat dus die 10 °c vormen eene soort van boete voor hen, die aan het fonds ocnig rente verlies berokkenden. De moraal van de geschiedenis is alzoo: dat gepensionneerden, die willen huwen, in hun financieel belang zullen handelen, door vóór hun huwelijk van hun plan kennis te geven; om dan later na de huwelijks voltrekking onder overlegging van de huwelijks- en geboorteacten, aan het Militair Departement te verzoeken, de hoegrootheid der contri butie te berekenen. Alsdan blijft, bij die berekening, achterwege de 10 0jo verhooging, welke ik nu - dooi' onvoldoende bekendheid met de aanvulling, welke het Reglement onderging moet betalen. Tot troost strekt mij intussclien, dat ook anderen het niet wisten. Slechts enkelen waren, vóór hun huwelijk, door belangstellende deskundigen ingelicht. EEN OEPEXSIONNF.ERD OFFICIE®. ('0 Staatsblad 1859, Xo. 105a; Alg'emeene order 1SG0, Xo.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 219