9 felle vijanden van dien spoed, welke eener goede rechtsbedoeling ten slotte ten zeerste schadelijk moet zijn. Het gebruik van tolken, waar zulks noodig is, mag niet achterwege blijven, zeker niet bij het gerechtelij he onderzoek, ook in de ge vallen 'toaarin officieren-commissarissenauditeur of secretaris met beklaagde of getuigen zich in eene zelfde (vreemde) taal duidelijk en verstaanbaar zouden kunnen uitdrukken. Een tolk is noodzakelijk, zoo dikwijls als getuigen en de beklaagde de gewone landtaal niet machtig zijn. Bij gemis van eene uit drukkelijke bepaling daaromtrent, zal men. evenals bij de leer van het bewijs der misdaden (art. 210 van het Crimineel Wet boek), zich te regelen hebben naar liet algemeene recht. Als zoodanig zal dus moeten gelden het voorschrift bij art. 156 van het Reglement op de Strafvordering, waarbij o. a. bepaald is, dat de rechters, de officier van justitie eu de griffier nimmeren de getuigen niet dan met wederzijdsch goedvinden van den officier van justitie en van den beklaagde, tot tolken mogen worden benoemd. Het is in het belang van den beschuldigde, en de strikste onpar tijdigheid eisclit zulks, dat de tolk geen deel uitmaakt van personen, die in zijne zaak min of meer betrokken zijn. De benoeming van een tolk is derhalve zulk eene substantiëele formaliteit in dc proce dure, dat daarvan door het Openbaar Ministerie noch door den be schuldigde kan worden afstand gedaande nietigheid der geheele procedure, welke van openbare orde is, kan derhalve niet worden gedekt. [Zie Gamot ad art. 332 no 2; Leg raver end I 235]. De wijze van procedeeren moge daardoor zonder tolk eenvoudiger zijnook een zoodanige maatregel der schatkist ten bate komen Wij willen niet ontkennen, dat het Tarief ingevolge Staatsbl. 185 7. N°. 42, voor personen, die als tolken fungeer en, ook ons voorgekomen is exorbitant hooge prijzen te bevatten voor het weinige, dat gewoonlijk gepraesteerd wordt; doch thans is aan het terecht geopperde bezwaar tegemoet gekomen door. met wijziging van het besiuit van 20 Mei 1857, N°. 7, Stbl. 1857 X°. 42, te bepalen, bij Staatsbl. 1882, N°. 35, als volgt Eerstelijl;dat, wanneer ten behoeve van her Gouvernement werkzaamheden worden verricht als translateur of tolk door personen, die niet als zoodanig bijzonder zijn aan gesteld en van landswege bezoldigd, maar uit anderen hoofde eene vaste bezoldiging van het Gouvernement genieten, voor die werkzaamheden zal worden genoten de helft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 22