246 - Het Opperrechterlijk Collegie werd tot de boven medegedeelde beslissing geleid door de navolgende rechtskundige overwegingen Het Hoog-Militair-Gerechtshof Gezien het vonnis van eenen daartoe benoemden krijgsraad, tegen den in hoofde dezer genoemden beklaagde, gewezen op den llenJuni en uitgesproken op den 9en November 1881, waarbij de krijgs raad zich onbevoegd heeft verklaard, om van de tegen den beklaagde ingebrachte klacht kennis te nemen, met verwijzing van hem naar de militaire autoriteit, desgewild ter disciplinaire correctie, naar aanleiding van de hem bij klacht ten laste gelegde beschuldiging, en met veroordeeling van den Lande in de kosten Gelezen den door den appellant R. O. op den 22cn December 1881 gedienden eisch in appel, waarbij wordt geconcludeerd, dat het Hoog-Militair-Gerechtshof, met ontvangst van het appel, het vonnis zal vernietigen en, doende wat de krijgsraad had behooren te doen, beklaagde zal schuldig verklaren aan wederspannigheid door een ongewapend persoon, hem te dier zake zal veroordeelen tot acht dagen gevangenis en voorts nog in al de kosten van het geding; Nog gelezen de namens den geappelleerde, op den 30en December 1881, gediende schriftuur van antwoord in appel, waarbij wordt gerefereerd aan 's Hofs oordeel Gezien de verdere stukken van den processe, zoo ter eerste instan tie, als in appel gediend; Overwegende, dat, op de in het vonnis ontwikkelde gronden en motieven, als wettig en overtuigend bewezen behoort te worden aan genomen, dat de beklaagde, toen hij in den avond van den 24en April 1881, in de onmiddellijke nabijheid van de cantine te T. door eene daartoe uitgezonden patrouille gearresteerd werdzich door schoppen en slaan tegen zijne arrestatie verzet heeft en der patrouille ontloopen is Overwegende, dat de door den beklaagde gepleegde feitelijke weder stand tegen de militairen, die hem in arrest moesten brengen, valt onder de strafbepaling van artikel 146 in fine, juncto artikel 143, van het "Wet-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 259