- 248 Mr. Polsin zijn bekende werk over liet Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te Landedeelt mede, dat bij tal van sententiën van het Hoog-Militair-Gerechtshof in Nederland het gewelddadig verzet tegen een detachement of patrouille, bestaande uit onderofficieren en mindere manschappen, als insubordinatie strafbaar is beschouwd ingevolge art. 100 en 17 van het Crimineel Wetboek; en zulks on verschillig, of de schuldige een hoogeren, gelijken of minderen graad bekleedde dan de commandant der patrouille ot van het detachement en onverschillig, of de gewelddadigheden zijn gepleegd tegen een der onderofficieren of tegen een der mindere manschappen. De voornaamste grond dier beslissingen van het Hof is, dat verzet, gepleegd door een militair tegen eene gewapende patrouille of tegen manschappen, werkzaam ter uitvoering der bevelen van meerderen, niet kan worden gelijkgesteld met een gewoon verzet van een burger tegen het burgerlijk gezag, maar in de eerste plaats een vergrijp bevat tegen den dienst en de subordinatie; dat zoodanige gelijkstel ling het wezenlijke kenmerk der handeling, als uitmakende een mis drijf tegen den dienst en de subordinatie, uit het oog doet verliezen en ten gevolge heeft, dat de burgerlijke strafwet bij voorkeur boven de militaire strafwet wordt toegepast, in strijd met art. 13 van het Crimineel Wetboek; dat zoodanig verzet alzoo moet beschouwd wor den als een militair delict, hetwelk, vermits de wet geene stellige strafbepaling bevat, ingevolge art. 17 C. W. moet gestraft worden, evenals die strafbaar gestelde feiten, welke er ten aanzien van het misdadige de meeste overeenkomst mede hebben, welke overeenkomst te vinden is in art. 99101 C. W. Merkwaardig zijn ook de motieven eener sententie, dd. 10 De cember 1851, van het Hoog-Militair-Gerechtshof in Nederlanddat de commandant eener patrouille, wanneer hij handelt tot het uit voeren der bevelen, hem door zijn meerderen gegeven, moet worden beschouwd als het hoofd van het militair gezag, ter plaatse dier uitvoering, aan hetwelk alle andere .militairen, onverschillig hun rang, eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd zijn, zoodat deze zich aan insubordinatie schuldig maken, zoodra zij zich tegen de bevelen van zoodanigen commandant verzetten of hem tegenwerkendat het niet aannemen van dit beginsel tot eene omverwerping zoude leiden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1882 | | pagina 261