in cle plaats trede van de procesorde, bij de militaire rechtspleging
thans nog gevolgd en gebiedend voorgeschreven.
Yoor vele lezers van het Militair Tijdschrift zal wellicht de gang-
van een strafproces, volgens de bepalingen van het reglement op
de strafvordering onbekend zijn. Ter verspreiding dier kennis
en ten einde onze boven geopperde stelling met grond te kunnen
voorstaan, zal het noodig zijn, voor en aleer wij nader op het groote
nut en voordeel van het voorloopige onderzoek nogmaals met klem
mogen aandringen, dat wij een korte schets geven van den gang Van
een strafproces voor den burgerlijken strafrechter gevoerd.
De bevoegdheid, om het onderzoek naar een bij de wet strafbaar
gesteld feit bij den burgerlijken strafrechter aanhangig te maken,
tegen een bepaalden persoon ten einde toe te vervolgen en de bij de
wet vastgestelde of door den rechter op te leggen straffen tegen hem
in te roepen, maakt het recht van strafvordering uit.
Naar de Bomeinsche wetten was over het algemeen zoodanige
aanklacht en vervolging wegens misdrijven van minderen aard aan
don benadeelde wegens meer ernstige misdaden aan iederen inge
zetene overgelaten, ofschoon ook aan de openbare macht de opsporing
en vervolging, vooral van de laatste, was opgedragen.
De aanstelling van openbare ambtenaren, uitsluitend bevoegd, om
de -strafwet tegen den verdachte in te roepen, dagteekent van latere
tijden en is bij den Code de Just. Crim. art. 1, lid 1, als regel vast
gesteld; de Nederlandsch-Indtsche wetgever nam die bij art. 1 van
het Reglement op de Strafvordering over.
Onze wetgever heeft aan den belanghebbende de bevoegdheid, om
voor den rechter in strafzaken al ware het ook tot schadever
goeding te dagvaarden onthouden en, behalve in eenige gevallen,
bij de wet opgenoemd, verboden. De Nedcrl andsrli-Indische wetgever
heeft derhalve het maatschappelijk belang zoo zeer als het kenmerk
eener vervolging voor den strafrechter aangemerkt, dat daaraan geen
ingezetene een daadwerkelijk aandeel kon nemen. Art. 1 van de
strafvordering bepaalt uitdrukkelijk, dat do, zorg voor de uitoefening
der rechterlijke politie wordt opgedragen aan de officieren van justitie.
De bestaande onmogelijkheid echter voor de leden der rechterlijke
macht en bepaaldelijk voor het Openbaar Ministerie, om zelf overal